Zwart-wit

Onze trip door Thailand begint in het uiterste noorden in Chiang Rai, in 1262 gesticht door koning Mengrai, als eerste hoofdstad van het nieuwe Lan Na koninkrijk. Mengrai noemde de stad naar zichzelf om vervolgens 30 jaar en een dozijn veldslagen later het centrum van zijn koninkrijk 200 kilometer naar het zuiden te verplaatsen. Met slechts 1 letter verschil werd Chiang Mai groter, bekender, belangrijker en degradeerde Chiang Rai tot kleine broer. Hier was ooit de hoofdstad, hier was ooit de Emerald Buddha, hier waren ooit Senne, Griet, Sam en Robin, tussen 31 oktober en 4 november 2022, schrijf het er maar bij, Wikipedia, ze komen met een kleurrijke bus!

Na een aantal supereenvoudige guesthouses en de langste ononderbroken periode zonder zwembad in de geschiedenis van deze reis (toch bijna 3 weken) mag het in Chiang Rai even wat meer zijn, dus we checken in in het Nak Nakara Hotel. We hebben connecting rooms en het doet deugd om terug eens wat meer plaats en zelfs een klein beetje privacy te hebben, al zit er een groot raam in de badkamer, dus helemaal veilig ben je nooit! Ontbijt is inbegrepen, in de vorm van een groot buffet met fantastisch veel keuze uit cornflakes, yoghurt, fruit, rijst, noodles, bacon, eggs, brood, croissants, eieren, groenten, dus Sam gaat na niet-zo-heel-lang-nadenken voor een boterham met choco en een bol pureepatatjes. We hebben het vier maand geprobeerd, maar ik geef het op, kinderen, jullie winnen!

We verkennen het centrum en na een maandje Laos is het vooral terug wennen aan meer. Meer verkeer, meer huizen, meer winkels, meer restaurants, meer mensen,… We waren bijna vergeten hoe een stad eruitzag en dit is dan nog een heel bescheiden model met amper 62.000 inwoners (en minstens zoveel zwaluwen, op sommige momenten lijken we wel door een scène van The Birds te wandelen). De actie speelt zich voornamelijk af in de clock-tower-area, een wijk met - je raadt het nooit - een grote gouden klokkentoren in het midden. De eigenares van het hotel stuurt ons naar een straat die erop uitkomt als place to be, maar we vermoeden dat ze zelf geen kinderen heeft, want het betref hier vooral luide cafés, bizarre ehm bars (“welja, in Thailand is de grens tussen jongen en meisje niet altijd even duidelijk”) en de ene weed-shop na de andere: sinds een paar maand is cannabis gelegaliseerd in Thailand, dus ze zijn hier wat schade aan het inhalen. We stappen dus maar wat verder richting de night bazaar, een grappige markt vol kraampjes en scheve coverbands. ‘t Ziet er allesbehalve toeristisch uit (menukaarten enkel in het Thais), maar wel heel authentiek en er zijn kraampjes met crab-sticks, chicken wings en ribbetjes, dus iedereen blij. Ondertussen is het ook halloween, dus Griet tekent een spin op Sam haar kaak, die na 1 nacht slapen transmuteert in gewoon een vuile kaak. Omdat de kinderen “zwembad” gelijkschakelen met “wassen” (water is water) en ze bijgevolg weigeren om meer dan 1 keer per week te douchen blijft die kaak ook drie dagen zwart. ‘t Zal ze leren.

De gezinsdemocratie beslist om hier in Chiang Rai in de voormiddag telkens “een activiteit” te doen en in de namiddag te chillen bij het zwembad, een beetje te homeschoolen en te spelen. De eerste dag wandelen we naar de Wat Phra Kaew tempel, waar dus ooit in 1434 de smaragdgroene boeddha zou zijn ontdekt, nadat de bliksem was ingeslagen in de gouden chedi (een soort tombe in de vorm van een grote kerkklok; Thailand staat er vol mee). De koning van Lan Na wilde de smaragdgroene boeddha graag bij hem in de hoofdstad in Chiang Mai hebben, dus werd het ding op een olifant gezet, die vervolgens koppig weigerde de juiste afslag te nemen en aan een reis door Zuid-Oost-Azië begon. In tegenstelling tot ons hield hij geen blog bij, dus helemaal zeker zullen we het nooit weten. Uiteindelijk belandde de smaragdgroene boeddha in 1784 in het paleis in Bangkok. In Chiang Rai staat er nu een replica die nèt enkele millimeters kleiner is (exacte kopieën zijn immers verboden). ‘s Middags eten we local streetfood. Chiang Rai is geen toeristisch bolwerk, dus ‘t is met aanwijzen en gebarentaal te doen en op die manier eindig ik per ongeluk met de lokale specialiteit Nam Ngiao, een spicy noodlesoup met - “what are these?” - kippenbloedgelatineblokjes… Laat het ons houden op: speciaal!

We wandelen verder naar Doi Thong, een heuvel in het westen van Chiang Rai. Vanaf hier heb je volgens de Trotter een mooi uitzicht over de stad en het is tevens de plaats waar Koning Mengrai bijna 800 jaar geleden zijn lak muang in de grond sloeg, de officiële eerste stadspilaar, een soort kilometerpaal nul, zeg maar. Het monument dat ze hier in 1988 ter ere van Koning Bhumibol’s 60ste verjaardag hebben gebouwd betreft een verzameling lak muangs in concentrische cirkels, die de verschillende levels van het boeddhisme moeten voorstellen. Oftewel: een kring grote stenen piemels die zakdoekje leggen aan ‘t spelen zijn. Het zicht op de stad valt een beetje tegen (voornamelijk vanwege ‘t feit dat we de stad niet kunnen zien, hallo, Trotter?), maar gelukkig ontdekt Robin na een korte zoektocht de oorspronkelijke, originele houten lak muang, ergens plompverloren in den hof tussen de bomen. Sen(ne)rai groet Mengrai, missie geslaagd!

De volgende dag nemen we een Grab die ons 15 km ten noorden van Chiang Rai brengt. Hier heeft de excentrieke Thaise kunstenaar Thawan Duchanee zijn Black House gebouwd, het Baan Dam Museum. Op zo’n 160.000 vierkante meter grond staan een aantal imposante zwarten houten gebouwen, tempels en huizen, die niet zouden misstaan in Game Of Thrones of Mordor. Het hoofdgebouw is gigantisch en lijkt wel voor reuzen gebouwd. Binnenin is het hele interieur een opgezette exotische dierentuin: stoelen van buffalo-hoorns, een krokodil als tafelkleed, een troon van slangen en schedels, dramatische rood-zwarte schilderijen met monsterlijke koppen aan de muur. Ze symboliseren zijn kijk op het boeddhisme, wat doet vermoeden dat Thawan niet meteen een luchtige kerel was (hij stierf in 2014). Na een tijdje wandelen door z’n zwart universum beginnen we ons ook af te vragen hoe hij in godsnaam aan al die beesten is geraakt. We zoeken tevergeefs naar een “no animals were harmed” disclaimer, maar vinden alleen gebouwen met nog meer dode wolven, ijsberen, herten, hoorns en reptielen. Bizar, maar omwille van de schaal en de hoeveelheid tegelijk ook fascinerend. ‘t Is eens iets anders dan een tempel. Om in de sfeer te blijven gaan we ‘s avonds dan maar ribbetjes eten.

Ter compensatie van zoveel zwart, zoeken we het de volgende dag bij een andere kunstenaar in het wit. Chalermchai Kositpipat heeft net ten zuiden van Chiang Rai immers de White Temple gebouwd. Soit, “bouwt” moet dat eigenlijk zijn, want ze zijn er nog altijd aan bezig. ‘t Is niet helemaal duidelijk of de zwarte kunstenaar reageerde op de witte of omgekeerd, maar het contrast met The Black House kan alleszins niet groter zijn. Een gigantisch versierde hagelwitte tempel vol spiegelkristal steekt als het ijspaleis van Elsa en Anna af tegen een staalblauwe hemel. Ook vanbinnen is het prachtig, maar daar mag je geen foto’s trekken, dus Robin heeft het beschreven in haar verslag. Kleine tip voor wie ‘m ooit komt bezoeken: vergeet je zonnebril niet :) Sam mag vanaf heden ook officieel bij de volwassenen worden gerekend, want na mama (in Hanoi) en papa (in Luang Prabang) wordt nu ook zij aangesproken op haar blote benen. “She’s already very tall!”, zegt de poortwachter aan de ingang. “No, she’s just a kid!”, riposteren wij. Dat de poortwachter zelf slechts een meter en ‘n half groot is zal wellicht meespelen in haar streng oordeel, maar uiteindelijk argumenteren we ons toch een weg naar binnen. De tempel is echt wel spectaculair groot en mooi en bijgevolg ook behoorlijk toeristisch. Vooral de Thaise locals verdringen mekaar gewapend met selfie-sticks voor het perfecte instagram-shot. Ik word er wat filosofisch bij en vraag me af hoe de boeddhisten alle aardse verlangens afzweren, maar tegelijkertijd epische tempels bouwen waar iedereen naar verlangt. Robin besluit om die bedenking op een zilveren hartje aan de wensboom bij de uithang te hangen, maar wenst iedereen alsnog “veel voorspoed”. Als Boeddha nog een opvolger wil, zoek niet verder!

Na drie dagen zeggen we Chiang Rai alweer vaarwel. In de rustige namiddagen videobellen we nog eens met het thuisfront. Sam verdwijnt tegenwoordig gewoon een uur met de telefoon, dus geen idee wat ze allemaal bespreekt en hoeveel keer het woord “saai” valt. Robin belt met Juliette en Jade, wij met Charlotte en Matthias, op hun verzoek in traditionele klederdracht (waar we onze kussenslopen voor gebruiken). ‘t Doet iedereen deugd van nog eens een bekend gezicht te zien dat niet tot ons gevieren behoort :) De laatste dag vertrekken we onbezorgd naar het busstation om een ritje richting Chiang Mai vast te leggen, maar de eerste twee bussen blijken vol te zitten, dus we moeten nog drie uur de tijd doden. Gelukkig herinnert Sam zich het kattencafé dat we tijdens onze eerste verkenningsronde in de stad gepasseerd zijn, dus in afwachting van de bus drinken we een namiddag cappuccino’s en milkshakes terwijl de katten zich tegoed doen aan catfood en more catfood en vooral koppig weigeren om zich te laten aaien. Ergens tussen al het gespin door verliest Sam ook haar Fitbit, dus als er daar binnenkort een kat rare geluiden begint te maken nadat ze 10.000 stappen heeft gezet, dan is het wellicht omdat ze een uurwerk heeft ingeslikt. Gelieve ons dan even te bellen! Miauw Ciao Chiang Rai!

PS: aangezien ik reizen heel serieus neem, heb ik naar aanleiding van de rare toestanden met de Kip in Laos dan eens m’n spreekbeurt over geld afgewerkt. Omdat het droge kost is heb ik er minstens 2 moppen en een GIFje in gestoken. For my friends en for all wie graag eens een half uurtje iets te lezen heeft op de wc: hierzo!

Previous
Previous

Chiang Ma(i)

Next
Next

Slowboat