Ver, verder, verst

Vanuit Luang Prabang nemen we de bus naar Nong Khiaw, een behoorlijk afgelegen dorpje in Noord Laos. Het is rit van een uurtje of 4. Die schobbejakken van het bookingskantoortje hadden echter een paar ticketjes teveel verkocht dus we zitten uiteindelijk met 18 man in een minivan van 15. De wegen zijn niet zo erg als Sumatra maar toch ook behoorlijk bumpy. Na 4 uur komen we, gezwierd en gewhiplashed, aan op onze bestemming. Omdat we zo gezellig dicht opeen gepakt zaten, hebben we er ook meteen 15 nieuwe vrienden bij.

We hebben een leuke Guesthouse (Arthith - het blauwe huis op de foto) aan de brug over de Nam Ou rivier, met vanop ons terrasje een mooi uitzicht. De kindjes schrijven in hun dagboekjes, richten hun eigen terrasje in met alles wat ze vinden in hun kamer, kortom, ‘t is hier heerlijk rustig. In Nong Khiaw is er niet echt iets te doen, het is een slaperig stadje dat bestaat uit 1 straat, winkeltjes en enkele restaurants. Ondertussen hebben we ook door dat zo goed als alle adressen in de reisgidsen helemaal achterhaald zijn, na corona - misschien zit hier wel een toekomstige job in, om dat allemaal eens te komen actualiseren :) Nuja, je hebt hier ook niet echt een reisgids nodig. Gewoon wat rondwandelen en ook hier ontdekken we wijze plekken.

In Coco restaurant ontmoeten we de eigenaar, een Zwitser. Na enkele omzwervingen is hij 8 jaar geleden hier beland. Heel gezellige man, en het is interessant om wat meer inzicht te krijgen in hoe de samenleving hier in elkaar steekt.

Maar Harps, eigenaar van Delilah‘s spant hier wel de kroon wat betreft zotte ontmoetingen. Hij lijkt als 2 druppels water op John Malkovich, in die mate dat ik even google of de acteur niet stiekem naar hier is gevlucht. Harps is een Kiwi die hier 8 jaar geleden is beland, na eerst 10 jaar in Thailand te hebben gewoond. Eigenlijk is hij al 28 jaar zwervende. Hij krijgt geregeld wat hulp van the universe, die dan met wat spirituele tekens zijn pad verder uittekent. Thought creates reality is zijn motto. Vrij vertaald: als je focust op iets dat je heel hard wilt, en je slaagt erin je twijfels te onderdrukken dan laat the universe het gebeuren. Klinkt gemakkelijk, maar je twijfels uitschakelen... dat is een oefening voor de ver gevorderde boeddhist. Dat Harps al in een hoger level zit, zal blijken wanneer we hem later - in een andere stad - nog eens tegen het lijf lopen, maar daarover meer in ons volgend verslag.

Delilah’s is een cafeetje waar verdwaalde reizigers aanspoelen, met spirituele quotes op de wc, veel stof op de oude boekenkast en een eenvoudig middagmaal of ontbijt. We zitten er geregeld (het is vlak voor onze guesthouse) en we spelen er spelletjes, zoals het corona-stimulerende gezelschapsspel Speak Out waarbij je een plastieken bit in je mond steekt en vervolgens wat te raden zinnen naar elkaar spuwt. Maar de plek is ook het hoofdkantoor van Tiger Trails, Harps’ boekingskantoor voor meerdaagse trekkings. Vooralsnog heeft Harps geen heropenings-tekens van the universe gekregen, dus zijn officiële ‘kantoor’ (een tafel met oude computer en een obus (jazeker) op 2 bakken Beerlao als bank om op te zitten) blijft dicht. We regelen alles dan maar gewoon rechtstreeks in zijn cafeetje en boeken een tweedaagse trekking met zijn huis-gids Vuong.

De volgende ochtend vertrekken we. We beginnen de tocht in een long tail boat op de prachtige Nam Ou rivier. Links en rechts van ons enkel bergen en jungle, en bergen en jungle... We laten de bewoonde wereld letterlijk achter ons liggen.

Na een uurtje varen meren we ‘ergens’ aan - laat ons zeggen in the middle of nowhere - en begint de trekking. We doen 15 km door prachtige natuur. Ongerept. Onbewoond.

Tegen de middag zijn we in Ban Pha Yong, een dorpje van 368 mensen, waar Hmong (een Tai-subgroep uit het noorden) en Khmu (Khmer-volk uit het zuiden) naast elkaar leven. Hier opgroeien is zo anders dan bij ons. Er zijn veel kinderen. Jonge zwangerschappen komen hier vaak voor. De eigenaar van Coco House vertelde dat meisjes in deze afgelegen dorpen snel trouwen en tegen hun 18de verjaardag al 2 kinderen hebben. Het is een arm dorp, maar tegelijkertijd zijn de mensen hier ook vrolijk, gastvrij en vriendelijk. Hoewel we toch ook een gemeenschapshuis passeren waar enkele mannen rond het middaguur al behoorlijk scheef aan de Laolao (zelfgestookte whisky) zitten…

Na het middageten trekken we verder. Iets voorbij het dorp wandelen we langs bananenplantages waar de trossen bananen aan de bomen in plastic hangen (tegen verkleuring). Ze zijn eigendom van China. Bij het oogsten gooien ze al het plastic gewoon op de grond en gebruiken ze nieuwe. De vervuiling is enorm. Na de plantage stopt het ook weer. Vuong laat weten dat de meeste bananen hier naar China gaan, alsook naar onze Europese supermarkten. De Laotiaan krijgt het plastiek, terwijl ze zelf nochtans in behoorlijke harmonie leven met de weelderige natuur rondom hen. Er is weinig vervuiling, en wat ze bereiden halen ze rechtstreeks uit de natuur rondom hen. We eten pompoen, gekookte varens, chicken, bamboe. En het smaakt allemaal heerlijk.

We komen na een tijdje wandelen opnieuw aan de rivier en varen nog een stuk verder tot in Muang Ngoi, het dorp dat een beetje klinkt alsof je iets verkeerd gegeten hebt.. Het is een klein dorpje dat enkel per boot te bereiken is. Totaal afgelegen maar wonderwel toch toeristisch; er zijn guesthouses, bars en elektriciteit. Je kan je de toeristen op 1 hand tellen en 95 % van de restaurants of bars is gesloten, maar het lijkt wel of er ooit, voor corona misschien, toch meer toeristen zijn gepasseerd. Het dorpje is vooral bekend als startplaats om te hiken, al moet dat steeds met gids - de Amerikanen lieten hier in de jaren 70 een aantal (iets in de miljoenen) bommen los, waarvan een derde nog steeds niet ontploft is, noch opgeruimd. Gelieve braaf de gids te volgen dus. Die van ons houdt er stevig de pas in. De eindbestemming vandaag is het idyllische dorpje Ban Na, ook zijn geboortedorp, dat verklaart mogelijks het tempo.

We passeren de Tham Kang cave, waar we nog even verfrissen, en nadien trekken we nog een goed uur verder. De laatste kilometers zijn door de eeuwige rice paddies. Het zijn allemaal kleine rijstveldjes met wandelpaadjes ertussen. Het dorpje Ban Na waar we eindigen is totaal afgelegen. Tijdens deze trekking werd ik overweldigd door de schoonheid van de natuur, maar evenzeer door het gevoel van zo veraf te zijn (ik denk niet dat ik al ooit eens zo ver ben geweest), het zijn mooie overpeinzingen tijdens het wandelen. En tenslotte bedenk ik me ‘als er nu een kind op zijn kop valt zijn we gesjareld’ - wanneer ik er het ‘s avonds met Senne over heb, bevestigt hij al die dingen, behalve dat laatste, daar heeft hij niet aan gedacht :) Zou dat iets met een onrustig moederhart te maken hebben?

Hierboven zie je de guesthouse waar we zullen overnachten. Dat noemen ze een room with a view. In het dorpje is geen elektriciteit, geen stromend water, er zijn geen auto’s (het dorp is ook maar 2 zandwegen groot), er zijn honden, kippen, eenden, waterbuffels, een 50tal families, 1 schooltje en iedereen werkt op de rijstvelden. Elke familie in het dorp heeft enkele veldjes. De familie van Vuong bijvoorbeeld heeft er 4. Het gezin waar we bij overnachten kookt voor ons (varens, bamboo, chicken), Vuong leert Sam nog een goocheltruk met de kaarten. Terwijl de zon ondergaat spelen de kindjes in een ‘rusthuisje’ op de velden en onder de palen van de paalwoning die onze guesthouse is. We slapen erboven in een soort bamboe schuur, met muggennet, op een matras op de grond, onder Hello Kitty dekens. Maar niet vooraleer ik met Senne nog enkele filosofische bedenkingen uitwissel, uiteraard met een Beerlao - want afgelegen of niet - dat hebben ze overal. Met voorsprong een van de mooiste plekken waar we al geslapen hebben!

De volgende ochtend zien we iedereen uit het dorp passeren om de rijst te gaan oogsten. Het is een vrolijke periode van harvest, sommige veldjes zijn al gemaaid, andere nog niet. Bij het veld van Vuong’s familie mogen we ook eens proberen. Sam en Robin krijgen een vlijmscherpe gigantische sikkel in hun handen geduwd en mogen ook meedoen. Het doet me een beetje denken aan een vakantiejob ooit in de rozen van Wetteren, maar dan zonder de rozen.

Na onze bescheiden oogst trekken we terug verder. Het is een andere weg terug, deze keer langs een grot en een viewpoint in Muang Ngoi (dat voelen we wel in de beentjes, meerbepaald in onze kwatrisepts). Op de terugweg naar Nong Khiaw stoppen we nog voor een wandeling naar de Tad Mook watervallen en een koffietje bij de Yensabai Organic Farm, in 1997 opgestart door een local die een afgezonderd bestaan in de bergen nog niet afgezonderd genoeg vond, geen zin had in rijstvelden en dan maar zijn eigen boerderij begon, “away from everything”. Alles is relatief.

De volgende dagen doen we het rustig aan in onze guesthouse. We doen wat home schooling op ons schoon terrasje, een toetske hier en daar. Het is trouwens ook de meest gestelde vraag die we hier krijgen wanneer mensen ons vragen of we lang reizen. “What about the school for the kids?” Tja, geen idee hoe het daar met de school is, maar wij doen hier wel op ‘t gemakske verder. We doen ongeveer een uurtje schoolwerk per dag. Dat lijkt niet lang in vergelijking met een schooldag, maar dat gaat natuurlijk wel rap vooruit zo 1 op 1 - wat evenwel niet wil zeggen dat ze er altijd zin in hebben. Als we schoolwerken nemen we elk een kindje en doen we een lesje rekenen of een lesje taal, voor Sam ook nog een lesje Frans. De interesse daarvoor is iets minder aangezien we hier de hele tijd Engels spreken (waarom beginnen ze daar eigenlijk niet mee op de lagere school?). De kindjes doen zelfstudie doen met lesjes op de iPad en leren belangrijke zinnen als “with this food I will throw up, mom”. Af en toe krijgen we eens een agenda doorgestuurd uit Gent en we blijken ongeveer gelijk te zitten met de school. Wereldorientatie en godsdienst doen we proefondervindelijk, wat ‘turnen’ betreft: de kinderen kunnen ondertussen al salto’s in het zwembad en springen van watervallen, aangevuld met onze wekelijkse viewpoint klim. ‘Stilzitten’ leren ze tijdens een brommerrit en ‘gehoorzamen’ hebben we allang geleden opgegeven.

Hier in Nong Khiaw is, zoals gezegd, weinig te doen, maar we zijn er toch in geslaagd in een ingewikkeld soapverhaal te belanden. Dat ging zo: toen we bij Harp onze tweedaagse trekking naar Ban Na gingen vastleggen, stelde hij ook voor om later (als we zin hadden in meer) eventueel de 100 waterfalls-tour te doen, een Nong Khiawse klassieker! Nu, terwijl we daar ver weg in Ban Na zaten met zijn huisgids Vuong, zag die zijn moment gekomen en stelde voor om die 100 waterfalls rechtstreeks met hem te doen. De prijs zou veel goedkoper zijn, en integraal naar Vuong gaan. Dat vonden wij wel een goed idee. Maar, zei Vong, “maybe don’t tell Harps”, want hij was natuurlijk behoorlijk ‘onder zijn duiven aan het opereren’. Hmm… we hadden niet veel zin om komedie te spelen tegenover Harps (die er natuurlijk vanuit ging dat we die tocht nog bij hem gingen doen), maar uiteindelijk kwam het daar toch op neer. Van zodra we bij Harps terugkwamen na de trekking kwam hij al bij ons zitten: “So! Did you enjoy it? Ready for the next trekking?” Euhm,… Senne en ik direct vuurrood :) “Ehm, maybe, ehm, we don’t know yet, Harps, you know, our kwatriceps and so…” Ondertussen had hij ook al een extra teamlid gevonden om met ons mee te gaan naar de 100 waterfalls, namelijk the tall German woman (elke goeie soap heeft een tall German woman), “you cannot mis her in town!” Ai ai… En inderdaad een uurtje later kwamen we haar tegen in het dorp, dus wij uitleggen dat het een leuk idee was om de trekking samen te doen, maar dat wij het wellicht niet met Harps gingen doen, maar misschien wel met Vuong, maar dat Harps het niet mocht weten, haha,… t was echt een soep. Voor de tall German woman was het gelukkig al ‘genau’ dus zo vertrokken we de volgende dag (stiekem, voor zover dat gaat) met Vuong op avontuur, ongeveer een uurtje nadat de tall German woman ook was vertrokken, geregeld door Harps, maar uiteraard met een andere gids want Vuong had laten weten dat hij die dag “not available” was om te gidsen :)

We besloten maar om er gewoon van te genieten, uiteindelijk was het ook een koopje, en Vuong had ook zijn zoontje mee voor de eerste keer. De tocht begon opnieuw met een boottochtje, deze keer een goed uur, naar de andere kant. Nadat we waren uitgestapt was het een kleine 2 uur hiken naar de waterval. Onderweg kwamen we nog in wat kleine dorpjes, steeds zonder elektriciteit, vol lachende kindjes.

Vanaf de voet van de watervallen klommen we naar boven op de berg. Waarbij je dus omhoog klimt door de watervallen. Of het er 100 zijn, wie zal het zeggen, wanneer stopt 1 waterval en begint een andere? Aangezien het hier ondertussen dry season is, was de waterval goed bewandelbaar. Je kreeg sowieso wel natte voeten, maar blijkbaar kan het dus nog natter.

Lunchen deden we bovenop de berg. Vuong had eten meegebracht dat ze hier in bananenbladeren wikkelen om warm te houden. Uiteraard kwamen we daar boven… de tall German woman tegen met de vervangende gids van Harps :) “Ich sag kein Word, okay!”

Op de terugweg deed de bootgids nog een ommetje langs wat ‘rock paintings’, toch wel behoorlijk spectaculair. Geen van de gidsen wist er iets over te zeggen maar na wat opzoekwerk blijkt het wel om ongeveer 4000 jaar oude schilderingen te gaan. Er zouden er nog veel onontdekte zijn hier in dit ontoegankelijke gebied, maar vooralsnog is hier geen Laotiaanse Indy opgestaan om ernaar op zoek te gaan. Die relaxte flair van de Laotianen is ongeëvenaard.

Bij terugkomst in ons hotel blijkt dat onze kamer verhuurd is vanaf de volgende dag. En wij hebben pas een bus terug naar Luang Prabang gepland binnen 2 dagen. Oops. Tja, we boeken vaak een dag of 4 en daarna zien we wel. Maar soms vergeten we onze planning dus aan de receptie te laten weten. Geen probleem, er is nog 1 andere kamer vrij. Het is een gezellig hok waar ze een tweepersoonsbed, een eenpersoons, en nog een matje op de grond in proppen. We slapen voor 2 euro per persoon de volgende nachten. Het excelleke van Senne knikt goedkeurend.

Nog enkele dagen genieten van dit mooie, verafgelegen gat, en daarna gaan we terug naar Luang Prabang. We willen deze keer liever geen touroperator inschakelen. Volgens Harps kan je gewoon naar het busstation gaan en een ticket kopen. Klinkt logisch, is het ook, dus deze keer zitten we voor de helft van de prijs (4 euro) in een minivan, met de helft zoveel mensen. Touroperators hebben hier de neiging om je te laten geloven dat het onmogelijk is om ergens zelfstandig te geraken, omdat er bijvoorbeeld geen opties meer zijn na corona. Maar dat blijkt vaak een leugentje om bestwil. Nuja, ze hebben de afgelopen jaren ook geen werk gehad dus neem het ze maar eens kwalijk.

De tip van Harps om onze kaartjes gewoon in het busstation te kopen kregen we op onze laatste dag hier in Nong Khiaw. Hij zegt het met evenveel vrolijkheid en bijhorende babbels als altijd. We zijn er vrij zeker van dat hij onze affaire met zijn gids Vuong niet heeft ontdekt - in een klein dorp als dit is dat niet minder dan een wonder. Of zou het alsnog …

Liefs,

Griet

Previous
Previous

Thought creates reality

Next
Next

Hangen in Luang Prabang