Ko Kzeggetnie

In onze serie “ernstige problemen en vraagstukken tijdens een wereldreis” presenteren wij vandaag: welk eiland kiezen we nu? Prachtige snorkelstranden op Gili Gede, heerlijk relaxen op Ko Chang, simple life op Ko Lanta,… hoe kunnen we dat nog overtreffen? We overwegen om nog verder zuidwaarts te trekken richting de prachtige witte zandstranden op Ko Lipe, maar worden geconfronteerd met de harde realiteit dat de reis over amper 2 weken onherroepelijk eindigt (NOOOO!) en we dan dus terug in Bangkok moeten zijn. Iets meer die richting uit vind ik in de digitale Trotter een klein, relatief onbekend (kzeggetnie!) en ongerepte eiland aan de westkust van Thailand, niet ver van de grens met Birma. Amper 500 mensen, 1 dorp, geen auto’s, a mellow vibe favoured by artists, hippies and long stayers. Dat zijn dan 3 checks, Michel!

Van het ene eiland naar het andere is een verplaatsing voor gevorderden, maar na 5 maand denken we dat ongeveer onder de knie te hebben. Niet, dus :) We weten dat het niet te doen is op 1 dag, dus ik boek een overnachting in Krabi, halverwege, op vraag van Robin in een dormitory: “Jaaaaa! Met andere mensen!”. Boodschap begrepen, schat, we gaan bijna naar huis :) Als we ’s middags in Krabi arriveren en daar alvast onze buskaartjes voor de volgende dag willen boeken, blijkt de enige bus uit Krabi echter te laat te vertrekken om in Ranong de overzetboot naar het nieuwe eiland te halen. “Eh, so what do we have to do?” De vrouw aan het loket kijkt even op haar papiertje en zegt dan: “You go now! Takua Pa! Sleep there! Takua Pa! Tomorrow you take bus from Takua Pa to Ranong, you go now, bus leave in 20 minutes, káá!” Robin begint te wenen omdat het haar duidelijk wordt dat we niet in de dormitory in Krabi zullen kunnen blijven, Griet en ik zoeken halsoverkop een hotelletje in Tapioka, Takua Wá of Tokya Pa en voor we het goed en wel beseffen zitten we met 2 crabsticks, een colaatje en een zakske chips weer op de bus. Via WhatsApp en Messenger vindt Griet onderweg last-minute nog een kamer in het Fondness-hotel, op 300 meter van de bushalte, voor 700 baht en een kakkerlak. We informeren al eens wanneer hier morgenvroeg de bus vertrekt en de antwoorden lopen uiteen tussen 7u30, 10u30 en “no bus”. Dat belooft.

’T Zekere voor ’t onzeker dan maar, dus we zetten de wekker vroeg genoeg, hoe sneller we uit Takua Dinges weg zijn hoe beter. In het busstation blijkt dat de enige firma die naar ons eiland rijdt er inderdaad pas rond 10u30 aan begint, dus we doden de tijd met kaartspelletjes en streetfood vanop de lokale markt. We zijn er niet helemaal gerust op, maar als het loket rond 10u15 eindelijk opengaat, blijken er gelukkig nog net 4 kaartjes beschikbaar. Tot nooit meer, rare stad! In Ranong voert een kleurrijke tuktuk ons naar de voorlaatste speedboat, die in de winderiger uitlopers van de storm in de Golf van Thailand onder een grijs wolkendek kletsend van golf tot golf richting onze bestemming plonst. ’T Is opnieuw ruig ritje, maar in vergelijking met my longtail, valt deze experience al bij al nog mee. Eiland-hoppen, ’t is een aparte stiel!

Onze nieuwe bestemming voldoet wel 100% aan de verwachtingen: super laid-back, ongerept, met prachtig grote stranden, slechts hier en daar wat hutjes of bungalows, majestueuze zeearenden en sierlijke hornbills in de lucht, zalig. Griet en ik vinden het heerlijk afgelegen, Sam en Robin vinden het verdacht, zo weinig volk :) Gelukkig hebben we hier nog eens afgesproken met Jana, David, Jack en Lou. We zagen hen eerder deze reis een dag of 2 in Vang Vieng in Laos en omdat het dat zo plezant was, besluiten we deze keer voor de extended edition te gaan. Zij verblijven aan de oostkust van het eiland, wij een kilometer verderop in de Buffalo Bay in het westen, in de Starlight Beach Resort. Resort is met een korrel zout te nemen, want net zoals de meeste verblijven op dit eiland bestaat ook de Starlight uit simpele (in ons geval vrij donkere) bungalows, heel basic, zonder airco of warm water. Sam en Robin hebben hun eigen huisje, dat niet meteen naast het onze grenst, maar ze vinden het geen enkel probleem, integendeel. Kleine kinderen worden groot, deel 34. Jana en David zitten in een resort met iets meer fancy faciliteiten en een zwembad, dus we vullen mekaar perfect aan: megalekker eten of een warme douche bij de familie Seys, fabelachtige zonsondergang en aperitief op een rustig strand bij de Gunskes.

Het eiland is zo klein dat we het bijna helemaal te voet kunnen verkennen. We wandelen Buffalo Bay af, langs de stranden en de rotsen, gevolgd door een sympathieke hond die zin had in een wandeling en ons de beste route toont. De zee is kalm aan deze kant van het eiland, maar de branding is speciaal; aan het stukje vlakbij onze resort is er zo om de de 20 seconden 1 grote golfslag op een voor de rest platte zee, iets verderop is het gedurende honderden meters zo ondiep dat het lijkt alsof er midden in de zee een paar Jezussen over het water aan ’t wandelen zijn. Ik heb ergens iets gelezen over een afgelegen piratendorp, te bereiken via een grote houten brug, maar die blijkt ondertussen ingestort en vervangen door en vlot met touw. Dat gaat ook :) Jana, David, Jack en Lou hebben zich ondertussen bij ons aangesloten en Sam, Robin, Jack en Lou krijgen een piratenarmbandje voor moed en stoerheid. We kopen ze in een winkeltje van twee mannen die met een brede glimlach hun zwarte tanden laten zien. Geen idee of het echte piraten zijn, maar "gewoon" zou ik ze toch ook niet noemen. Een wandeling door het kleine dorp leidt ons naar een iets hoger gelegen prachtig cafeetje, de Eagle Hut, met uitzicht op de baai en de zee-arenden die wiegend op de thermieken voorbij glijden. Vooral Griet is er - “ah kijkijkijkijkijkijk!” - wreed fan van. We installeren ons op zo’n ligkussen en genieten mee met een Chang in de hand. Als we daarna door de jungle verder wandelen naar het zuiderse stukje van de westbaai zien we de zon prachtig ondergaan, terwijl de surfers de laatste golven meepikken. Wat een leven is dit!

Een andere dag wandelen we naar ‘t strand in het noorden, monkey beach, naar ‘t schijnt ideaal om te snorkelen, maar ‘t is die dag bewolkt, dus David maakt een kokosnotenkegelbaan voor de kinderen en trekt tussendoor nog een paar prachtige foto’s. We drinken een koffietje in de Monkey Bar. De eigenaar vertelt dat er hier “soon big party” is. “You mean tomorrow?”, vraag ik. “Noooo, not tomorrow, busy, busy, first maybe some work, and then party maybe after new year!” Zo glijden de dagen hier extreem op ‘t gemak voorbij :) Om niet elke verplaatsing te voet te moeten doen, hebben we ondertussen ook een brommertje gehuurd en omdat het eiland zo klein is en er toch geen auto’s rijden, doen we op verzoek van de kinderen onze eerste Bali Minivan: met 4 op 1 scooter, de laatste dag inclusief gigantische opblaaskrokodil. Zuid-Oost-Aziatisch rijbewijs: check!

We rijden ermee naar het zuiden van het eiland, alwaar je bij laag water een nabijgelegen klein eilandje te voet zou moeten kunnen bereiken. Op weg naar daar horen we in de verte boze honden blaffen, dus we maken rechtsomkeer en gaan eerst iets eten. Aangesterkt door wat pittige paneng curry worden David en ik er als verkenners op uitgestuurd, deze keer op de brommer in plaats van te voet, maar de honden blijven even kwaad en als we ze in de verte onze richting zien uitrennen, blazen we het eiland-oversteek-plan definitief af. Dat mag samen bij zwemmen-met-lichtgevend-plankton en met-8-op-1-brommer (Jana haar droom) op het lijstje met ideeën-die-het-net-niet-haalden voor een volgende wereldreis. Daar staat al stevig wat op, ondertussen. Volgens mij kunnen we’m beginnen plannen!

Previous
Previous

Ko Kerstdag

Next
Next

Ko Lanterfanten