De Rosa Seg Loop
125 cc is ongeveer de inhoud van een kartonnen koffiebekertje. Na veel opzoekwerk blijkt dat die hoeveelheid voldoende zou moeten zijn om een voertuig van circa 215 kg inclusief volwassene, kind en rugzak zo’n 250 km over hellingen van soms meer dan 10% te tillen. Als de cilinder ongeveer 8000 keer per minuut z’n koffiebekertje lucht en benzine laat ontploffen, heeft de brommer evenveel kracht als 11 paarden. Dat moet volstaan, lijkt me. Maar omdat dat allemaal nogal moeilijk is om in het Thais uit te leggen, houden we ‘t bij: “Sabaidee! We want to rent motorobike. Drive up mountains. 125 cc, you think enough?” We hebben na 4 maand reizen geleerd dat de verstaanbaarheid groter wordt als je in een soort robot-Engels niet-essentiële woorden gewoon weglaat. Toch schieten we er geen meter mee op. “Yes”, denkt de ene, “no” beweert de andere, “I don’t know” antwoordt de meerderheid. “But today”, voegen ze er allemaal aan toe en we weten al wat er zal volgen, “have no motorbike, maybe tomorrow!” Voila. Dat zeggen ze dus al een hele week. Maar morgen moeten we ècht vertrekken. En wat dan? Zou er nog ergens een koets met 11 paarden te vinden zijn?
De meest populaire motorbike-loop in het noorden van Thailand is de Mae Hong Song Loop. Griet oppert het idee een eerste keer in het kattencafé in Chiang Rai. Ik ben onmiddellijk verkocht. De loop brengt je vanuit Chiang Mai eerst naar het pittoreske Pai, dan langs het prachtige dorpje Mae Hong Song op de grens met Myanmar en uiteindelijk via het Doi Ithanon national park terug naar Chiang Mai. We polsen eens discreet bij Adriaan en Meme Toren wat zij er eventueel van denken en ze staan open voor het idee. Alhoewel ik het rock ‘n roll vind, vraag ik me in hun plaats ergens ook wel af of het doenbaar is om meteen meer dan 800 km door de bergen te cruisen als je nog, nou ja, euh, ‘t is te zeggen nooit op een brommer gezeten hebt. We beslissen dus om eerst eens in Chiang Mai zelf een klein gemotoriseerd uitstapje te doen en dan weer verder te zien. “But today have no motorbike!”, dus daar komt niets van in huis. Door het Loy Kratong festival is alles uitverkocht en geen enkele brommerverhuurder blijkt ergens een register bij te houden of met reservaties te werken. “Maybe tomorrow!”
Dat geeft ons alvast voldoende tijd om het goed te overdenken en de puzzel van de rest van de reis te leggen. Adriaan en Meme Toren beslissen om door te reizen naar Sukhothai en wij bekijken hoe we in onze laatste 41 dagen onze whishlist kunnen afwerken: 2000 km overbruggen met een brommerloop, een stukje Cambodja, de golf van Thailand, de zuiderse eilanden, nog-zo-veel-te-zien èn de tempel op de berg. Ergens in een tuktuk in Laos geraakte Griet aan de praat met een koppel 1-jaar-reizigers dat razend enthousiast was over een prachtige, totaal onbekende tempel op een hele hoge berg in een uithoek van Thailand. Ze hebben die locatie op onze Google Maps gepind en sindsdien staat dat rood hartje daar als een vergeet-mij-nietje te blinken. Na een avondje brainstormen komen we tot de conclusie dat we de brommerloop vooral willen doen om nog eens weg te zijn uit de grootstad (eigenlijk hebben we gewoon heimwee naar Laos). Dat hoeft dus niet per se naar Pai of Mae Hong Song te zijn. “Wat ligt er hier eigenlijk?”, vraagt Griet terwijl ze een willekeurige plek aanklikt vlak naast de tempel-op-de-berg. Google Maps opent een scherm vol Thaise tekens met een foto van een charmante guesthouse midden in een rijstveld. “Geen idee, maar ge kunt er precies schoon overnachten. Kom, we gaan gewoon naar daar!”
Volgens artikel 2 van de internationale brommerloopwetgeving mag de bedenker van een brommerloop zelf een naam verzinnen. Gezien de Robinsamsennegrietloop voor de gemiddelde Thai nogal moeilijk uit te spreken is, hebben we’m voor ‘t gemak afgekort. De Rosa Seg Loop brengt ons vanuit Chiang Mai naar het-dorpje-in-de-rijstvelden-waar-we-vooralsnog-de-naam-niet-van-kennen, zo verder naar de-tempel-op-de-berg en dan langs het Chae Son National Park terug naar huis. Bij nader Google-onderzoek blijkt er al een Chae Son loop te bestaan, maar er is niet zo veel over te vinden, behalve veelbelovende commentaren als "beautiful!”, “full of lush jungle!”, “not suited for a small scooter!”, “very steep!” Ik pas de weg een beetje aan, zodat het rijstveld en de tempel op de route liggen en zodat we het eerste deel vanuit Chiang Mai iets minder drukke highway moeten doen ("very steep" negeer ik nog even). Het lukt om contact te leggen met het iemand in het huisje-in-het-rijstveld (Him Doy) en ik boek er 3 nachten. Nu nog een brommer. “Maybe tomorrow!” Nee, nee. Deze keer volharden we. “We really need it tonight, because tomorrow we leave!” De bazin draait eens met haar ogen, en zegt dat we nog eens moeten terugkomen vlak voor sluitingstijd. “Maybe have!” Dus Griet en ik om 18u55 terug naar daar en wonderwel, een kwartier later brengen 2 toeristen 2 brommers terug. Ze worden ons niet van ganser harte gepresenteerd (‘t is ten slotte al kwart na 7 en “too busy!” druk druk druk!) en we huren ze tegen een te hoge prijs, maar gezien het morgen ècht maybe tomorrow is, hebben we nul onderhandelingsmarge. “Thank you, we’re back in four days!” De man van de bazin is er niet gerust op. “Chae Son?! No, no, no! Dangerous, you fall!” Dat belooft…
We slapen er een nachtje over, zoeken (tevergeefs) nog wat info en beslissen de volgende dag om het er toch maar op te wagen. Als het echt niet te doen blijkt, kunnen we altijd gewoon terugkeren. We nemen wat kleren voor 3 dagen mee in 2 rugzakjes, laten de rest achter in het hotel en springen op de brommer! Het eerste stukje leidt ons via road 1006 weg uit Chiang Mai en haar suburbs. ‘t Is een drukke baan, maar gelukkig geen highway en hoe verder we weg rijden van het centrum, hoe rustiger het wordt. Na een half uurtje cruisen we op een aangenaam provinciebaantje. We eten pad kra pao en tom kai in een klein eethuisje langs de weg en slaan dan vervolgens de fameuze 1252 in “full of lush jungle”. De weg is fe-no-me-naal (lees dat met een Peter Vandenbempt-intonatie, zò fenomenaal dus). Perfect aangelegd asfalt (wat een verschil met de putten in Laos of Indonesië!), heerlijke bochten, klimmen en dalen tussen de bomen, onder een dichtbegroeid bladerdak, met het ene overweldigend uitzicht na het andere. We rijden er nagenoeg alleen. Ik moet de gashendel van de Honda Click af en toe kot open draaien, maar m’n 11 paarden komen nooit echt in de problemen. Sam en Robin gooien hun armen in de lucht alsof ze op een attractie zitten. In het begin passeren we enigszins tot onze verbazing de ene hippe koffiebar na de andere (wie kòmt hier?), dus we kiezen er eentje uit en drinken een cappuccino-with-a-view in The First Valley.
Naarmate de namiddag vordert, wordt het hoog in de bergen wat frisser. Robin is het ook stilaan beu, wat enigszins begrijpelijk is na bijna 150 km windscherm spelen (ze zitten immers voor ons op de brommer). Rond 17u arriveren we gelukkig net voor zonsondergang in de valei bij Him Doy, het eenvoudig, charmante optrekje in het midden van de rijstvelden. Ik pols eens bij de eigenares in welk dorp we hier eigenlijk zitten :) Ze kijkt me enigszins vragend aan, maar weet dan te vertellen dat dit het enige echte Ban Sop Pan is, in het midden van de Mueang Pan provincie. Noteer maar, Lonely Planet (of toch maar niet, dan blijft het lekker verborgen). Vanuit ons optrekje in het rijstveld hebben we (geheel onverwachts) een mooi zicht op een monumentale berg vlak voor ons met helemaal bovenaan… de tempel!
We worden gewekt met het gekwetter van de mussen en de opkomende zon. We krijgen een klein kommetje rice-soup with minced pork and poached egg als ontbijt en een beetje tot haar eigen verbazing wil Griet vanaf nu ‘s ochtends niets anders meer. We kruipen alweer de brommer op voor het vervolg van de loop, richting - hou u vast - Wat Chaloem Phrakiat Phrachomklao Rachanuson. En dan verwonderd zijn dat geen enkele toerist het vindt. Google Maps stuurt ons deze keer in ‘n ferme cirkel helemaal rond de berg, waardoor na drie kwartier rijden aan de andere kant bij de ingang van de tempel uitkomen. Daar moeten we onze brommer verplicht beneden op de parking achterlaten, terwijl Griet nochtans ergens had gelezen dat je zelf naar boven kon rijden. Omdat we na gisteren vermoeden dat ze hier een beetje te voorzichtig zijn en de dingen nogal snel als “very steep” bestempelen, dringen we nog even aan (“we really can’t go?”), maar de vrouw aan de kassa is onvermurwbaar: “no motorbike, you go with 4x4 truck”. We zijn de vrouw nog steeds dankbaar: over een afstand van amper 3 km klimmen we in de 4x4 maar liefst 500m, aan een gemiddeld stijgingspercentage - zou José De Cauwer zeggen - van 16%, met uitschieters tot boven de 20%. Een totaal geschifte smalle bergkam vol haarspeldbochten met links en rechts de afgrond, in een open laadbak van een pick-up. “Als ik soms droom dat ik in een ravijn val”, roept Griet halverwege, “dan is dat van deze berg!” ‘t Is gelukkig snel duidelijk dat de chauffeur dit nog gedaan heeft (naar boven rijden, bedoel ik, niet in de ravijn vallen), want hij stuurt ons voorzichtig en behendig naar de top, al doen Sam, Robin en Griet - tot grote hilariteit van de lokale toeristen in het busje - de meeste stukken met hun handen voor hun ogen.
Vanaf de parking boven moeten we nog 500 trappen doen richting de tempel zelf, maar in vergelijking met Laotiaanse viewpoints is dit een makkie. Het zicht vanop het kleine hoge platform bovenaan is redelijk overweldigend, terwijl een zacht briesje in de windchimes voor een passende soundtrack zorgt. Geen idee hoe ze al die chedi’s hier ooit 800m boven op die smalle karstrotsen gekregen hebben. ‘t Is een prachtige dag met een helderblauwe hemel en helemaal in de verte beneden kunnen we Him Doy zien liggen in de valei. Robin vraagt of we ook Laos kunnen zien, Sam zegt dat ze voor de eerste keer echt merkt dat de aarde rond is. We slaan 3 keer op alle gongs die we onderweg tegenkomen, want dat schijnt geluk te brengen en we moeten dezelfde 3 steile kilometers immers nog terug naar beneden. Terug naar huis volgen we de pijltjes naar Mueang Pan in plaats van Google Maps en dat blijkt een veel kortere route te zijn, die volgens Google niet bestaat, maar de Rosa Seg Loop is slimmer dan Google. ‘s Namiddags homeschoolen we wat, ‘s avonds eten we iets in een fancy-lichtjes-karaoke-restaurant tegenover onze homestay. De uitbaters (en de paar gasten die er zitten) vinden het - niet voor het eerst deze trip - allemaal heel amusant. Een vrouw komt hallo zeggen, vertrekt en komt tien minuten later terug gereden met wat vers geplukte weed-blaadjes. “You don’t know it?”, vraagt ze, omdat we haar wat verbaasd aankijken. “Ehm, yes, yes, we know it, ehm… thank you?” En weg is ze. Drie dagen later haal ik ze uitgedroogd en verpulverd vergeten uit m’n broekzak :)
Het Chae Son National Park is vooral bekend omwille van z’n hotsprings en waterval, wat Sam en Robin inspireert tot “weeral een waterval?” en “pfff, hotsprings”. ‘t Is dan bijna tijd dat we terug in Gent tussen ‘t beton zitten, zodat ze met heimwee kunnen terugkijken :) Het park stelt - in hun verdediging - niet zo heel veel voor. ‘t Is heel groot, maar het stukje waar je in kan wandelen is proper en veilig aangelegd (zoals de meeste dingen hier in Thailand). De hotsprings zijn zodanig hot dat je er een ei in kan koken, dus dat doet bijgevolg iedereen die hier komt en ook wij kopen een mandje. Omdat onze 3 eieren na 10 minuten nog altijd niet klaar zijn, beslissen we alvast verder te wandelen richting de waterval. Wanneer we een uurtje en een lunch later terugkeren, zijn de eieren klaar, maar de goesting over. We nemen ze mee naar ons huisje en daar liggen ze nu nog steeds in de koelkast, vermoed ik :) Op de terugweg brommeren we een klein beetje verder het park in, omdat morgen ook de route naar huis via deze weg loopt en we ergens gelezen hebben dat dit zuidelijke stuk van de loop nogal tricky kan zijn voor scooters. Na een half uurtje probleemloos klimmen en dalen, maken we rechtsomkeer en besluiten we dat het morgen perfect doenbaar is langs hier.
De volgende ochtend nemen we afscheid, maar niet zonder dat de eigenares en haar man ons eerst met enige schroom en vervolgens ook trots laten zien dat we eigenlijk de hele tijd op een koffiebranderij overnacht hebben. Hun koffiebonen-plantage is enkele kilometers verderop, maar hier drogen en roosteren ze de bonen, in een zelfgemaakte oven. Dat verklaart de overheerlijke cappuccino’s. Aan alle barista’s die dit lezen: Him Doy Coffee Roaster, mail ze eens of ze geen zakje kunnen opsturen!
De eerste 25 kilometer van de terugweg lopen vlot (die hebben we dan ook gisteren al verkend). Maar naarmate we verder vorderen, merken we dat de wegen inderdaad steeds steiler worden en de stukken bergop ook steeds langer duren. De weg wordt ook een pak avontuurlijker, het asfalt minder smooth en af en toe rijden we langs en zelfs dwars door watervalletjes. M’n 11 paarden beginnen fameus te zweten en een paar hellingen rij ik bijna zigzaggend op… tot het op een bepaald moment echt niet meer lukt. Ik heb gelukkig snel door dat we ‘t niet halen (anders val je inderdaad gewoon omver) en Sam en ik stappen af, terwijl Griet met Robin ons voorbij rijden (lichtgewichten!). Met de brommer in de hand en de gas heel voorzichtig open, wandelen Sam en ik het laatste stukje naar boven. ‘t Is het enige deel op de hele Rosa Seg Loop waar we voet aan de grond moeten zetten. Very steep, indeed :) Robin en Sam wisselen even van brommer (zeer tegen de zin van Robin, want Griet de hare heeft een fancy digitaal klokje “EN NU KAN IK HET UUR NIET MEER VOLGEN!!!!”), maar we hebben de steilste hellingen nu wel achter de rug. ‘t Is te zeggen: naar boven. Want terwijl we het dorp Mae Kampong naderen, gaan we plots met de remmen vol dicht lange stroken super steil naar beneden. Dat dorp is iets heel bizar, trouwens. Het ene moment rijden we bijna letterlijk zonder ontvangst in the middle of nowhere, het volgende moment zitten we in de valei in een mega populair (lokaal) toeristisch jungle/bergdorp, met marktjes, eetkraampjes, koffiehuizen en veel auto’s die ons omgekeerd (bergop) tegemoet rijden (en rechtsomkeer maken omdat het te steil is). We drinken er een koffie en eten een stukje cheesecake in Teddu Coffee Cafe, waar via een spectaculaire hoge hangbrug terug verder kunnen.
Na Mae Kampong wordt de weg stilaan terug vlakker. We stoppen nog even voor verse aardbeitjes (inderdaad, doodgewone aardbeitjes, ‘t hoeft niet altijd exotisch dragon fruit te zijn) en voor we ‘t goed en wel beseffen zijn we na 250 km en een succesvolle eerste editie van de Rosa Seg loop terug in Chiang Mai. We slapen hier nog 1 nachtje voor we morgen naar Sukhothai vertrekken, maar eerst doen we nog een levensbelangrijke tussenstop in (tromgeroffel)… De Decathlon! Nieuw badpak voor Robin: check (wacht ze al drie maanden op en ondertussen hangt het echt volledig uit mekaar). En terwijl we daar toch zijn: nieuwe schoenen voor Robin: check, nieuwe schoenen voor Sam: check (een 38 al, hoe kan dat?!), nieuwe schoenen voor Griet: check, nieuwe schoenen voor Senne: niet nodig! Mijn dankzij de Popquiz gratis gesponsorde Diadora’s waarvan ze zo boos waren dat die nooit in beeld kwamen hebben de jungle in Sumatra, 2 vulkanen, 18 watervallen, 23 viewpoints en 291 wandelkilometers overleefd en doen het nog altijd uitstekend. Ziezo, jullie hebben m’n gegevens, ik zie m’n levenslang extra paar graag tegemoet als we terug zijn!