Sukhothai

De volgende stop in onze race naar het zuiden ligt in Sukhothai, halverwege Chiang Mai en Bangkok. Adriaan en Meme Toren zijn hier enkele dagen eerder gepasseerd en we willen eens kijken of ze het proper hebben achtergelaten. Het koninkrijk Sukhothai werd in 1238 het eerste volwaardige Thaise koninkrijk dat zich afsplitste van de Khmer-heersers in Angkor. Hoewel het 200 jaar later zèlf werd opgeslorpt door Ayuttaya (350 km zuidelijker, vlak boven Bangkok), ligt hier de historische kiem van wat later Siam en uiteindelijk Thailand zou worden. Kortom: “nog 2 dagen cultuur, kinderen, en dan de zee, beloofd!”

De public bus uit Chiang Mai doet er via allerlei tussenstops in onmogelijk kleine dorpjes een uur of 7 over, dus we komen in de vooravond redelijk gaargekookt aan in New Sukhothai. Het beste aan New Sukhothai is dat de bus hier stopt en dat het slechts 20 km van Old Sukhothai ligt. Voor de rest is het een lelijke stad, waar weinig of niets te beleven valt, wat niet wegneemt dat we er met Mango House een charmante guesthouse vinden met kleine bungalows, waar je bovendien nog eens heel lekker kan eten ook.

De volgende ochtend zoek ik wat op over de geschiedenis van Sukhothai en z’n oude tempels, kwestie van de anonieme stenen ook een stem te geven tijdens ons bezoek straks. Kenmerkend voor de Sukhothai-style zijn de smallere, elegante torens met de lotusbloem-knop bovenaan, de talrijke chedi’s, de reuzegrote Boeddha’s en de eerste “verering” van Boeddha in z’n vier kenmerkende posities: wandelend, liggend, zittend en staand (hoeveel leuker zou godsdienst zijn als ze daar pakweg “tennissend” aan hadden toegevoegd). De eerste boeddhistische Thaise koningen wilden duidelijk niet onderdoen voor de hindoeïstische Khmer-heersers, van wie hier in Sukhothai ook nog enkele oudere Shiva-tempels te vinden zijn met dikkere torens, in de stijl van Angkor Wat. Sukhothai is op die manier een koninkrijk op het kruispunt van twee tijdperken in de geschiedenis, een smeltkroes aan invloeden, al vergt het behoorlijk wat inbeeldingsvermogen om die grootsheid nu nog te zien. De meeste daken en gewone huizen waren uit hout en moet je er dus zelf bij denken en de site is in vergelijking met Angkor ook minder goed bewaard gebleven.

Om van New naar Old te geraken nemen we een Grab Taxi. Je kan het ook met de fiets doen, maar dat is een beetje ver en bijgevolg alleen geschikt voor de fitte benen van een 69-jarige dame (jazeker, ze deed het! Voor alle fietsinfo in deze streek: info@memetorenverovertdewereld.com. Wie wil weten hoe Adriaan er geraakt is, moet maar eens een avond met hem op café gaan). Aangekomen op de site huren we 2 tandems om de bijna 70 vierkante kilometer te verkennen. ‘t Is een bloedhete dag (ofwel zijn we het niet meer gewoon na de frissere berglucht) en aangezien we ondertussen beducht zijn voor blote armen of benen in de buurt van tempels is iedereen ook warm genoeg gekleed. We vragen nogal enthousiast of we de tandems mogen huren tot zonsondergang, maar na de eerste tempel hebben we al door dat we ‘t zo lang niet zullen volhouden :) Ze zien er nochtans behoorlijk episch uit en zeker de grote boeddha-beelden zijn spectaculair. We bekijken de grote tempel Wat Mahathat, de Sri Lankaanse chedi in Wat Sa Si en de olifantenbeelden in Wat Sorasak. Sam en Robin zien ook Wat Iserhiernu Zospeciaal Aan :) Gelukkig zorgt het fietsen tussendoor voor een welgekomen afwisseling en een klein beetje verkoeling. De site heeft verschillende zones waar je telkens opnieuw inkom moet betalen, wat nogal onnozel is, dus we beperken ons tot de centrale en noordelijke omgeving. Eindigen doen we in Wat Si Chum, een afgelegen vierkante tempel met een prachtige, gigantische zittende Boeddha. Hier was vroeger een geheime trap zodat de monniken naar het hoofd van Boeddha konden klimmen om dan zogezegd - met zijn stem - de gelovigen toe te spreken. Kiekeboeddha!

We leveren de fietsen terug in (“yes, we’re back already!”), eten nog iets kleins en keren in stijl met de tuktuk terug naar onze - “ZWEMBAD!” - guesthouse. De volgende dag blijven we daar, chillen we, homeschoolen we wat en eten we iets in Charlotte’s Cafe (omdat dat het dichtst is dat we hier bij Sjimmie en Charlotte geraken ❤️), kortom, ontspanning. Sam en Robin maken uitnodigingen voor een groot we-zijn-weer-thuis-feest.

We reizen verder en we doen na opnieuw een lange busrit eens van One night in Bangkok. Het busstation heet Mo Chit (no shit?!) en de skytrain die we moeten nemen naar onze kamer-voor-1-nacht doet ook die halte aan. Alleen is deze stad zo onmogelijk groot dat de bushalte anderhalve kilometer stappen is van het skytrain-station. Na vier zevenvaksbanen te hebben overgestoken, blijkt nog maar eens dat Bangkok totaal ongeschikt is voor voetgangers en al zeker niet met 30 kilo bagage op je rug. We kruisen per toeval wel de levendige Chatuchak-markt en beslissen om hier nog eens terug te komen tijdens een volgende stop. Het loopt al tegen acht uur 's avonds aan, maar Sam en Robin doen het fantastisch, misschien ook omdat ik beloofd had dat we zouden gaan bowlen in de plaza vlak naast ons hotelletje. De bowling-hostess aan de kassa krijgt met haar konijnenoren op echter de prijs voor minst begripvolle tante van de hele reis, aangezien ze ons veel te veel wil aanrekenen voor "at least 2 games" terwijl wij met handen en voeten tussen het lawaai van snoeiharde discobowltechno proberen uitleggen dat “the kids are tired” en we gewoon “a couple of throws” willen proberen. Achja, bunny doet ook maar haar job natuurlijk en iedereen is ondertussen zo moe dat we de bal waarschijnlijk niet eens meer krijgen opgetild. Zonder al te veel protest keren we terug naar 't hotel en vallen we in slaap. Morgen nog 1 dag busrit en boot en we zitten eindelijk op het strand op Ko Chang.

Nog een maand, kindjes, het vliegt voorbij :)

Previous
Previous

Ko Chance’ke

Next
Next

De Rosa Seg Loop