Noru in Mai Chau
In een van de talrijke souvenirwinkeltjes in Hoi An kocht ik een grote, zijden vlag met een tekening van een kaart waarop de verschillende volkeren van Zuid-Oost-Azië staan afgebeeld. Het land is hier zo uitgestrekt en de jungle zo ondoordringbaar dat het idee van duidelijk afgebakende grenzen of een overkoepelende Vietnamese identiteit voor mensen die niet in de grote steden woonden redelijk artificieel was (en tot op de dag van vandaag soms nog steeds is). De meeste volkeren in het noorden van Vietnam (en Laos en Thailand, tot zelfs Myanmar) zijn afstammelingen van sprekers van een ooit gemeenschappelijk Tai-taal, die zich gedurende het eerste millennium vanuit het zuiden van China over de rest van Zuid-Oost-Azië verspreid hebben. De macht van een Vietnamese keizer of een Franse gouverneur reikte zelden tot aan de uitlopers van de Himalaya, dus de authentic villages in de bergen zijn dan ook amper te vergelijken met een grootstad als Hanoi.
Sapa (6u rijden ten noorden van Hanoi) is waarschijnlijk het bekendste voorbeeld van zo’n Tai village, maar omwille van de grote afstand en ook omdat we ons laten vertellen dat dat door de overvloed aan toeristen een soort openluchtmuseum geworden is, besluiten wij om wat meer richting het westen te trekken, naar Mai Chau. Als de inwoners van Hanoi de drukte even willen ontvluchten, komen ze hier in de country side een weekendje ontspannen, dus het lijkt ons een ideale laatste bestemming in Vietnam. Er is niet zo heel veel te doen, dus we boeken meteen 6 dagen, kwestie van voldoende tijd te hebben om niet zo heel veel te doen.
In onze Mai Chau Rustic Homestay zijn de taken helder verdeeld: de man is Rustic en z’n vrouw Homestay. Zijn leven speelt zich voornamelijk horizontaal af, liggend op de bank, smartphone in de hand, sporadisch overeind om te lurken aan een gigantische waterpijp, en dan weer plat. Zij wast, kookt, bereidt het ontbijt, helpt haar zoon met huiswerk en regelt alles. Authentic! Er is ook een hond (die net zoals z’n baasje de hele dag ligt te slapen en bij gebrek aan waterpijp voortdurend aan z’n eigen ballen slurpt) en iets dat het midden houdt tussen een kuiken en een kip, een vreemdsoortig kaal gevogelte, dat de hele dag over en weer trippelt over het terras en zich te goed doet aan een lege bak piepschuim die Rustic ergens in de tuin heeft gesmeten. In dit bonte gezelschap is hun oudste dochter de enige die een heel klein beetje Engels spreekt, al blijft het gokken hoeveel ze écht begrijpt. Wanneer ze ons de eerste dag enthousiast een kaart onder de neus schuift met bezienswaardigheden in Mai Chau en Griet haar vraagt of “the waterfall beautiful?” is, denkt ze even heel hard na “ehmmmm… mmmm…” en zegt dan tot onze grote verbazing gedecideerd: “no.” Genoteerd! :)
We wandelen naar een klein Tai dorpje niet ver van onze homestay, Ban Lac (Lac Village). Rustig en verlaten, er zijn amper toeristen en omdat we hier midden in de week zijn ook quasi geen locals. Gelukkig vinden we een klein restaurantje waar er op een BBQ wat vis, pork en kip ligt te grillen. Samen met fried rice, noodles, soup en een beetje green vegetables of lemon grass wordt dit ons dieet de volgende zes dagen. Lekker, eenvoudig en zo tegen het einde van ons verblijf - “ehm, anders nog eens grilled pork?” - ook wel een klein beetje eentonig. Een winkeltje om de hoek blijkt tandems te verhuren. Dat hebben we hier nog niet gehad als vervoersmiddel! Na 500m valt m’n ketting eraf en de versnellingen zijn onbruikbaar, maar met de bergen op de achtergrond is het prachtig fietsen tussen de uitgestrekte rijstvelden, langs de traditionele paalwoningen. De open opslagplaats beneden doet tegenwoordig vaak dienst als winkeltje, waar ze weefsels en stoffen verkopen met schone motiefkes. Sam vindt er een tasje (ik mag het geen sjakosj noemen), Griet fantaseert over welk lapke het best op onze zetel zou passen. We besluiten om de volgende dag een langere fietstocht te maken naar een ander dorpje. Maar dat is buiten Noru gerekend.
Een typhoon (of een orkaan, ‘t is dezelfde tropische storm in een ander deel van de wereld) ontstaat door het verdampen van warm zeewater. De wind blaast de vers gevormde onweerswolken weg uit het centrum, waardoor er daar plaats is voor nieuwe waterdamp en de typhoon groter en krachtiger wordt. Een beetje als roeren in een op hol geslagen kookpot. Hoe warmer het zeewater, hoe sterker de “motor” van de typhoon, thank you climate change. Noru komt op 27 september aan land in Da Nang, 20 km ten noorden van Hoi An, met windsnelheden tot 175 km per uur. De beelden die we online bekijken zijn behoorlijk apocalyptisch: afgerukte daken, omgewaaide bomen en ondergelopen straten, op dezelfde plaats waar wij amper 3 weken geleden nog prachtige drakendansen zagen. Griet stuurt een berichtje naar de villa waar we verbleven, ik pols bij de vrouw die m’n hemd maakte en letterlijk op 2m naast de zee woont. Iedereen is ok, de elektriciteit doet het niet en alles is nat, maar ze zijn hier wel wat gewend qua watersnood. Toeristen vervoeren ze nu gewoon per bootje door de straten van Hoi Venetië. Life goes on, maar we zijn toch behoorlijk opgelucht dat we ondertussen 800 km noordelijker zitten.
Hoger, maar alles behalve droger. Als een typhoon aan land komt verliest ze aan kracht, maar de (natste) onweerswolken blijven tot honderden kilometers verderop nog wel even rondjes draaien. Gedurende 3 dagen en nachten valt de regen in Mai Chau met bakken uit de lucht. Daar staan we dan met onze tandems. Griet Deboosere is vastberaden om er tijdens een korte onderbreking - “het wordt droger jongens!” - toch op uit te trekken, waardoor we na 2 minuten - “toch niet, sorry!” - aan het waterfietsen zijn. Er zit echter weinig anders op, want voor middageten moeten we sowieso richting ‘t dorp. Terug thuis drogen we op, smijten we ons op ‘t bed en doen we voor het eerst deze reis een filmnamiddag. De vijfde Harry Potter past perfect bij dit weer.
De volgende dag pakken we het iets beter aan, nemen we een rugzak met droge kleren mee en spring ik in m’n zwembroek op de fiets. Koud is het hier nooit, dus ‘t is nog wel plezant zo, al schamen de kinderen zich behoorlijk, waardoor ik het alleen nog maar plezanter vind. We zoeken onze lunch iets verderop in het centrum van Mai Chau, in een restaurant waar ook een pooltafel staat. Sam is er verbazend snel mee weg, Robin doet een aantal verwoede pogingen, maar het blijkt niet zo evident om een achtjarige linkshandige de beginselen van het snooker bij te brengen en al zeker niet met ‘n zwemshort aan. De medewerkers van het restaurant vinden het alleszins wreed plezant om naar te kijken.
Als het weer eindelijk een beetje beter wordt, huren we brommertjes en rijden we tegen beter weten in naar de “eeeeehm… no”-waterval. Thác Gò Lào blijkt - zeker door de overvloedige regenval van de afgelopen dagen - echter spectaculair indrukwekkend en ook de tocht heen en terug is prachtig, door de nevel en laatste restjes regen, af en toe een streepje zon, langs fabelachtig groene rijstterrassen, bergen en rivieren. ‘t Is een heel andere soort natuurpracht dan het ruigere en ruwere Indonesië. Indonesië is Beethoven, Vietnam Chopin.
‘s Avonds worden we via gebarentaal uitgenodigd op het verjaardagsfeestje van de zoon. Hij wordt acht en we mogen aanschuiven aan een tafel vol chips en zoetigheden, die door tien hongerige kinderen in een recordtempo naar binnen worden gespeeld. Homestay dekt de tafel, verdeelt de verjaardagstaart en ruimt alles op, Rustic staat zowaar recht en neemt een foto. Vreemdsoortig Gevogelte loopt als een kip zonder kop tussen de spelende kinderen. Wij laten de dierentuin voor wat ze is en eten ons laatste avondmaal in het snooker-restaurant, waar Sam ons allemaal afdroogt en de ene na de andere bal pot. Zo rap gaat dat, hoog tijd om hier te vertrekken!
Ons visum loopt af, dus we zoeken nieuwe oorden op. Laos is een buurland van Vietnam en vanuit Mai Chau zouden we eigenlijk op 2 uur aan de grens kunnen staan. Dat blijkt echter makkelijker gezegd dan gedaan. Ergens in 2019 - nog voor corona - heeft Laos beslist (geen idee waarom) om alle land border crossings met Vietnam te sluiten, met uitzondering van de Lao Bao border ter hoogte van Hoi An (800 km zuidelijker van waar wij zitten). Alle bussen naar Laos moeten langs daar en op je e-visum-aanvraag kan je ook enkel deze grensovergang aankruisen. Midden september 2022 echter, amper een week geleden, las ik online de aankondiging dat alle land borders “from now on” terug open zijn (yes, perfecte timing!), maar (helaas!) “the implementation is up to the local authorities”, kortom, als je een slecht gezinde grenswachter hebt, mag je terug naar start. Dat willen we ons niet riskeren en tussen 40 minuten vliegen of 24 uur in een hobbelige nachtbus over smalle bergpassen sjezen heeft zélfs Griet snel gekozen.
Omdat onze vlucht behoorlijk vroeg vertrekt, slapen we de laatste nacht in een hotelletje vlakbij de luchthaven, waar we aan de rooftop-pool de vliegtuigen kunnen zien landen en opstijgen. De ene smooth landing na het andere gestroomlijnde vertrek, spectaculair, je zou er terstond vertrouwen in de vliegeneriestechnologie van krijgen! Helaas verdwijnt dat de volgende ochtend alweer vrij snel als onze vlucht 2 uur vertraging heeft en Griet in haar hoofd alle mogelijke redenen overloopt (kapotte motor, doodzieke piloot, gebroken voorruit, losse vleugel, lekke band, versleten vijs, geen benzine,…). Bijna wordt haar ultieme nachtmerrie bewaarheid als ze halverwege de vlucht plots een druppel op haar hoofd voelt vallen. En nog een. En nog een! Condens! Een gat!! Het einde!!! Gelukkig staat haar buurvrouw snel recht en begint zich uitvoerig te excuseren voor een slecht dicht gedraaide waterfles in het bagagecompartiment boven Griet haar hoofd :)
Eenmaal veilig en wel aan de grond in Vientiane (de hoofdstad van Laos) gaan we door het gebruikelijke ritueel van visums (smooth), bagage (check), verse SIM-kaarten (goedkoop) en wat lokaal geld (de Laotioaanse Kip, hoe zou het nog met Gevogelte in Mai Chau zijn?) en nemen we een taxi naar het station. Het staat nog in geen enkele Trotter of Lonely Planet, maar sinds eind 2021 is de Lao-China-Railway hier in gebruik genomen, een hypermoderne hogesnelheidstrein die China met Laos verbindt. Kwestie van de communistische banden wat aan te halen en de Chinezen een stevig graantje te laten meepikken van het toerisme dat hierdoor ongetwijfeld een ferme boost zal krijgen. Een kaartje kost zo goed als niets (€22 voor vier personen) en op amper een uurtje of twee sta je van Vientiane in Vang Vieng (avontuur!) of Luang Prabang (cultuur!). De nogal orwelliaanse toestanden in een gigantisch ongezellig station met chaotische ticketverkoop, de mondmaskers, strenge controles, keurige rijen en omroepers die elke 5 minuten laten weten dat de trein 5 minuten dichterbij is dan 5 minuten geleden, moet je erbij nemen, maar eens op de trein is het prachtig. Met onze laatste 20.000 Kip kopen we nog snel twee dumplings en Robin krijgt er via Google Translate en wat kindercharmes nog twee extra tegen verminderde prijs. Overleven moeten we ze niet meer leren. Vang Vieng, here we come!
PS: we kunnen er niet altijd individueel op antwoorden, maar het blijft heerlijk om jullie comments hieronder te lezen, waarvoor veel dank! Ruth en Hanne, de balletjes zitten op de post (niet die van de hond). Verwachte leverdatum is 23 november. Jasper, we hebben Phuoc Hyu geprobeerd en kregen een doos Phuoc Hyu Thû naar ons hoofd geslingerd, er moet ergens iets misgelopen zijn. Toch bedankt!