Ko Chance’ke
Het is een lange reis om hier te geraken: we nemen een bus, de skytrain, een boot en uiteindelijk een songtaew die ons naar het zuidelijkste puntje van het eiland brengt. Het eiland is Ko Chang, een van de dichtere bij Bangkok, en het is hier naar het schijnt mooi en ook nog een tikkeltje ruig, met jungle en al. Wij weten genoeg!
Aangekomen op het eiland stappen we met een 8tal andere reizigers in de tuktuk. De rit gaat langs de volledige westkant van het eiland (White Sand Beach, Lonely Beach…), allemaal plaatsen die de reisgidsen aanraden. Maar wij hebben een hotelletje geboekt op het laatste strand waar er ‘niets te doen’ is en dat klinkt nu al goed. Een voor een stapt iedereen uit, hoewel we ook eens stoppen voor een blootsvoetse Braziliaan die instapt. Hij geraakte met zijn maat en brommer de bergachtige weg niet meer op dus hij hangt wat verbouwereerd aan de tuktuk. Het zijn inderdaad ferme bochten en serieuze hoogteverschillen.. ruig is het alvast!
Net als de zon ondergaat arriveren we als laatste aan ‘ons’ strand, Khlong Kloi. Ons hotelletje ligt net aan een heerlijk turquoise zee. Fenomenaal. De zee is als een spiegel, je kan er meters lang in wandelen en op het strand hebben de verschillende cafeetjes gezellige verlichting. Met 1 sprong in de zee wassen we alle reiskilometers van ons af. Het voelt bijna aan als Gili Gede, dat kleine eilandje bij Lombok in Indonesië waar we ons enkele dagen Robinson Crusoë waanden.
We beseffen dat het echt lang geleden is dat we aan de zee hebben gezeten. De laatste keer met onze voeten in het zand was in Vietnam. Daarna hebben we heel lang in het Noorden gereisd. Prachtige bergachtige afgelegen landschappen, misschien daarom dat het zo deugd doet om op een eiland te zitten, waar we werkelijk niets gepland hebben voor de komende 7 (het worden er uiteindelijk 12) dagen. We kopen de kindjes een opblaasbare luchtmatras en voor onszelf een cocktail en het voelt alsof we tijdens onze reis ‘op vakantie’ zijn - ja zeg, wij zijn na al dat reizen ook wel eens aan vakantie toe :) ik hoor jullie zuchten, maar Ward begrijpt dat (weten we uit zijn comment op dit verslag).
We zijn hier een dag of 4 om al wat verkenning uit te te voeren vooraleer Meme Toren en Adriaan ons zullen vervoegen. We ontbijten eens hier, de volgende dag daar, doen een wandelingetje naar het vissersdorp, zwemmen in de zee, eten eens hier, de volgende avond daar, kortom druk druk druk.
De vierde avond staat de eerste wedstrijd van de Belgen op het programma, voor ons is dat ongelukkigerwijs om 2 uur ‘s nachts. We zijn eigenlijk niet van plan om de kinderen ervoor wakker te maken maar rond kwart voor 2 barst net boven ons een onweer los, en zit het hele gezin in ons bed. We kunnen dan maar evengoed kijken. Het onweer is het begin van enkele ruigere dagen op het eiland: de zee wordt wilder, er zijn golven, het regent en dondert af en toe eens stevig, er is springtij,.. Gelukkig duurt het maar een paar dagen. En nog sneller dan de Rode Duivels weer thuis zijn is het op ons eiland terug pijs en vree.
Meme Toren en Adriaan zijn ondertussen veilig en wel toegekomen. Ze komen van behoorlijk ver, Ko Tao (een eiland in het zuiden). Ze namen de trein, een bus, een tuktuk, kortom het volledige aanbod aan vervoersmiddelen hier, maar ze deden er nog een schepje bovenop en namen ook een nacht-vrachtschip! Het kan niet zot genoeg zijn voor die twee :)
Het is heerlijk chillen met ons zessen op het eiland. Terwijl Adriaan zich verder bekwaamt met een duikcursus besluiten Senne en ik om Meme Toren achterop de brommer te zwieren en de stranden in het westen eens van dichterbij te gaan bekijken. Het is de eerste keer voor Meme Toren op een brommer, er moet wat aan het been getrokken worden alvorens ze er goed en wel opzit en we proberen niet te lachen met de Hello Kitty helm die ze kreeg. Maar het is geweldig! We komen tot de conclusie dat mocht er 5 jaar geleden een waarzegster hebben gesproken: “ik zie moeder en dochter samen op een brommer de heuvels op en af crossen in Thailand”, we in totaal ongeloof ons geld zouden hebben terug gevraagd.
We stoppen eens in Lonely Beach, dat bomvol toeristen zit - what’s in a name? We rijden verder naar Kai Bae Beach, Klong Prao Beach,.. het zijn allemaal drukkere plaatsen dan waar wij zitten, maar de stranden zijn stuk voor stuk mooi. Onderweg passeren we ook enkele olifanten. Ko Chang vertaald betekent olifanten eiland (omwille van de vorm van het eiland van bovenaf), maar ze doen hun naam niet veel eer aan: de olifanten die we zien staan langs de kant van de weg onder een afdak gefrustreerd te wiegen, wachtend op een onnozele toerist om er een ritje op te maken. Het doet pijn aan het hart om ze zo te zien.
Er lopen behoorlijk wat apen (makaken) op het eiland, maar sedert Meme Toren is geland lijken ze zich te verstoppen. De vreugde is des te groter als we op de terugweg een bende spotten die langs de weg wat vuilzakken zit te onderzoeken. Meme Toren gaat van de brommer om een foto te nemen, en haalt haar kodak uit haar sjakosj - die naar goeie gewoonte vol ritselende plastieken zakjes zit, tja, je moet haar kennen…. Ik zie opeens één aap die gedecideerd opkijkt van zijn vuilbak en voel zijn ogen op ons gepriemd. Niet lang daarna kijken ze allemaal naar ons. “Meme Toren, nu opstappen” zeg ik stil met enige aandrang. Meme Toren: “Huh?” Ik hoor Senne, die wat verderop staat zeggen: “ook achter jullie, opgepast.” Ik start de brommer met één been van meme Toren erop, en in de vlucht zwieren we het andere erbij. We hadden het nochtans geleerd in de jungle van Sumatra “rule number 1: never open your backpack in front of monkeys”. Het scheelde niet veel of het volgende SMSje van Meme Toren werd verstuurd vanuit de jungle van Ko Chang...
Na de westkant van het eiland staat de exploratie van de oostkant de volgende dag op het programma. Dat is de minst ontwikkelde kant van het eiland (op enkele hidden resorts na), met vooral rotsachtige kusten, mangrove en enkele kleine vissersdorpen. In vogelvlucht van ons strand is dat misschien 12 kilometer (naar rechts). Maar het laatste stukje weg daar onderaan is nog niet aangelegd, dus we rijden het volledige eiland rond: 56 kilometers lang op en neer langs de kust op vaak ongeplaveide wegen. Er is een touristilleke voor nodig. Na een uurtje komen we aan Long Beach. Van daaruit roeien we met 2 kayaks 400 meter naar het eiland Ko Ngam, een mini eiland dat tegenwoordig in het bezit is van de National Park Rangers. De schobbejakken vragen 200 baht per persoon om er aan te meren. Er is eigenlijk niets te zien, maar het is het meest exotische bounty-strand dat we al hebben gezien. We zwemmen er wat terwijl Adriaan bekomt van de bumpy roads.
Op de terugweg stoppen we aan de Salak Khok Mangrove. Daar is ooit een 800 meter walkway gebouwd die je door het mangrove bos leidt. Het is vandaag de dag helemaal vervallen en geeft de wandeling een mistroostig sfeertje. Ondertussen hebben ze ingezet op een nieuwe walkway in de Salak Phet Mangrove, een mooi onderhouden rode wandelweg. Maar we kiezen - laat ons zeggen uit heimwee naar Laos - voor deze doodse ononderhouden wandeling.
Een van de volgende dagen organiseert juf Erline een videogesprek met Sam en haar klas 6. Wanneer we inloggen zit de volledige klas klaar voor een speeddate :) We laten haar doen, ze is tenslotte 11, tijd om Sam haar ding te laten doen. Dat beseffen we wel heel goed tijdens deze reis, dat alle momenten met onze 11 jarige-dochter, op de rand van de puberteit een prachtig cadeau is. Het is heerlijk met allebei de kindjes, om zo dicht samen te zijn gedurende een half jaar. We kennen alle kleine kantjes van elkaar, maar gaan ook alle uitdagingen samen aan. In het begin was dat wat wennen, maar ze doen ook mee met alle volwassen gesprekken die we voeren. Soms zeggen we weleens “en wat je nu hoort of wat we nu zeggen, mogen jullie nooit herhalen, want dat is onbeleefd” :) - laten we hopen dat het werkt. Omdat we onze kinderen home schoolen zijn we ons ook heel erg bewust van hun sterke en minder sterke kanten (en zij van die van ons waarschijnlijk). Dat is onbetaalbaar, om het met een cliche uit te drukken. We kijken al eens samen naar een aflevering van Het Eiland, en Sam is super goed in typetjes nadoen “dat zijn dan 4 checks, Michel!” Ik zie ze zo op een podium staan. Senne ontpopt zich hier vaak tot ‘derde kind’, tot groot plezier van de andere twee. Ik weet niet goed wat mijn rol is, misschien ben ik eerder ‘de voorzichtige’, wat Sam dan wel wat overneemt. Maar Robin is echt een ongeleid projectiel, super enthousiast en onbevreesd (prachtige eigenschappen, daar niet van, maar als we langs een ravijn wandelen slaat mijn stressmeter op hol). Robin is ook enorm leergierig, zelfs in het midden van de nacht vraagt ze nog “wat is eigenlijk het verschil tussen their en there?” Ik ga ze nog missen, die twee, als ze in januari terug naar school moeten en ze een ganse dag weer weg zijn :)
We regelen een dag een bootje bij de eigenaar van de Bamboo Hut en gaan op snorkelavontuur. Meme Toren is er niet gerust in; ze houdt niet van onder water zwemmen en zo’n duikbril is al helemaal niet haar ding. Maar omdat ze hier toch wat ‘heb-ik-nog-nooit-gedaans’ wil afvinken, gaat ze mee aan boord. De eerste stop is direct een schot in de roos. We spingen in het turquoise water en zien de volledige zeewereld onder ons, zelfs al gewoon vanop het dek van de boot, zo helder is het water. We zijn niet de eerste boot die daar ooit aanmeert, de visjes zijn duidelijk gewend om eten te krijgen en van zodra we aankomen zwemmen ze met heel veel rondom ons. Robin krijgt zelfs een klein paniek-aanvalletje wanneer ze allemaal rond haar zwemmen, tja, dat kind is natuurlijk al lang niet meer in een school geweest :). Naast het feit dat het een grappig zicht is, is Meme Toren ook helemaal mee met het snorkelen! Vinkje.
Na wat snorkelpret verlaten we Ko Klum en varen we door naar Ko Wai, en later naar Ko Laoya. Het zijn allemaal kleine eilandjes onder Koh Chang, ertussen varen is heel mooi. Ik heb tijdens de reis nog niet de neiging gehad om ergens naartoe te emigreren (al zou ik wel direct een extra 6 maanden verder reizen), maar ik beeld me toch in hoe het zou zijn als je hier op zee met je bootje de weg evengoed zou kennen als pakweg tijdens een wandeling in de Brugse Poort. Het is toch serieus zeevaarders-Vaiana gevoel..
Op een avond kruipen de kindjes gezellig bij Meme toren in bed en gaan Senne, Adriaan en ik nog een pintje drinken verderop het strand. De zee is ver weggetrokken en tussen de rotsen kruipen kleine krabbetjes. Aan de horizon zien we de groene lichtjes van de boten die op squid vissen als het donker wordt. Het tovert het strand om in een raadselachtig landschap, en het lijkt wat op het Noorderlicht. Zoveel schoonheid spoelen we door in een barretje op het strand, in stevig gezelschap van enkele Fransen die daar al enige tijd aan het doorspoelen zijn. De Franse man komt enthousiast aan ons tafeltje babbelen, maar zijn wederhelft is daar niet mee gediend. Niet veel later ontvouwt zich een gekruide echtelijke ruzie op het balkon. Adriaan leert heel wat nieuwe woorden bij die hij tijdens zijn volgende Franse les graag eens herhaalt, putain!
We zijn hier uiteindelijk een goeie 12 dagen blijven plakken, bij de Luc. Dat is de Antwerpse eigenaar van de Beach Cafe waar we verbleven. Toen we aankwamen en de Luc ons in plat Antwerps kwam verwelkomen, had ik niet gedacht dat ik het hier zo lang ging uithouden :) maar hij wist weliswaar onze harten te veroveren. Hij sprak meme Toren consequent aan met ‘de bomma’ en bleek een geweldige verhalenverteller. Een van die verhalen ging over zijn moeder, geniet gerust even mee (en denk er bij de passages van Luc een sterk Antwaarps accent bij :)
Enkele jaren geleden besloot Luc nog eens van zijn eiland te komen en bezocht hij zijn moeder in een Antwerps rusthuis. Zoveel troosteloosheid deed zeer aan zijn ogen, dus hij liet meniër doktoor weten dat hij de bomma meenam naar Thailand. “Da meugde gaai nie doeng, die gaat dood gaan, zeetem, dus ik zeg: ‘jo mor, meniër, hier gaat die oek dood gaan’.” Vervolgens boekte hij een vlucht naar Thailand - voor twee. Eens op de vlucht werd de moeder wakker, helemaal gedesoriënteerd, denkend dat ze op een boot zat. “Oengs moeder, die had nog nooit oep ne vlieger gezeten. Ik zeg: ‘Moeder, zè na ies kallem, we zen der bekans’, ja, da was natuurlijk nie waar, we waren nog mor een kwartierke weg.” Aangekomen in Thailand kreeg de moeder uitzicht op de zee, bij hem in het hotel, haar voeten in een opblaasbadje zeewater. “Het eerste wattakik dee, was snoeien in die medicamente, vitamine D, da gaan we ier nie doen, de zon schijnt hier alle doage,…” Enzovoort. Prachtig verhaal. “En hoe liep het af?”, vroegen wij heel nieuwsgierig. “Awel, oengs moeder heeft hier toch nog 2 muingde schoeën geleefd.” :)
Hij besloot vervolgens om zijn moeder een boeddhistische crematie te geven in de plaatselijke tempel. Dat cremeren is hier iets plastischer dan bij ons: de crematie-oven staat bij de tempel, je ziet de rails er mooi binnengaan. Eens de klus geklaard was, gaven ze Luc een bakje “en dan moestkik die botten uit die as halen, hier, zee dieje monk, nog e stukske scull. Speciaal zolle, de botten die houden ze bij.” En wat doen ze dan met de as? “Die kletse ze effenaf tegen een boom.” Daarna kreeg ze een laatste rustplaats bij de tempel. Hoe het graf er nu bij lag kon de Luc niet zeggen. Hij was er enige tijd geleden geweest en vervolgens achternagezeten en gebeten door een hond, en durfde nu niet meer te gaan. Dus de volgende dag gingen we op pad en vonden we waar we naar op zoek waren: de met liefde geselecteerde botten van “Ms. Martha Maria Rambuu - 88 jaar” aan een vredig plaatsje onder een tempeltje. Luc krijgt nog telkens een binnenpretje als er een monnik verbaasd staat te kijken naar het graf van een in 1936 geboren Belgische dame.
Aan alle schone liedjes komt een eind, en we zetten onze laatste avond in met de heerlijke Thaise aperitief Mai Thai. Als alles goed gaat heeft meme Toren het recept keurig onthouden en reeds voor enkele Wetteraars de eerste Meme Thai klaargemaakt. Sante!
Liefs,
Griet
PS. snorkelen brengt de (mentale) gezondheid ernstige schade toe.