Angkor / Encore!

Misschien is het jullie al opgevallen maar we schrijven meestal om beurten het verslag op deze blog (kwestie van ons beiden ook wat vakantie te gunnen), maar voor deze maken we een uitzondering. Ik schrijf recht, Senne schrijft scheef. Zeg dat maar eens 5 keer snel na elkaar.

In ons vaag reisplan vorig jaar wilden we de landen Indonesië, Vietnam, Laos, Thailand en Cambodja bezoeken. En we zijn op een moment in de reis gekomen waarbij er nog eentje overblijft: Cambodja! We hebben nog 4 weken en zijn goed uitgerust na ons eilandbezoek dus we zien het helemaal zitten.

We nemen de bus in Bangkok die ons in een 3 tal uurtjes naar de grens met Cambodja brengt: de Rong Kluea Border Market. Klinkt raar, is het ook. We stappen af en volgen de bordjes naar het Thais immigratiekantoor. Bye bye, Thailand, tot later! Met ons afgestempeld paspoort moeten we vervolgens te voet een stukje niemandsland over, om naar het nieuwe land Cambodja te stappen. Ik krijg een klein beetje een ‘sound of music’ gevoel.

Ja, we zijn te voet naar Cambodje gegaan. Dat klinkt wel speciaal. In Cambodja stappen we opnieuw het immigratiekantoor binnen. Het eerste wat we moeten doen is ons Visum kopen, “only cash”. Dat wisten we, maar om een of andere onduidelijke reden zijn we gelijk toch vergeten om geld af te halen. Bovendien vind ik opeens mijn Visa-kaart niet meer terug in mijn portefeuille en vermoed ik dat die in het hotel van opa in Bangkok misschien is ingeslikt in de ATM. Kortom, ideale stressloze modus om de grens over te steken. Alle grenswachters hebben in de opleiding ook geleerd om zo boos mogelijk te kijken en te doen, dus de sfeer zit goed. Gelukkig hebben we onze ‘jokers’ mee: als ze Robin zien met haar rugzakje raken ze een voor een ontdooid. Dat reist al iets beter, maar het lost natuurlijk ons probleem niet op: we hebben nèt niet genoeg geld voor de visums en komen ongeveer 130 baht te kort (omgerekend zo’n 3 euro). De grenswachters mogen dan wat ontdooid zijn, een kleine korting vragen is natuurlijk niet aan de orde. Terwijl Senne en ik radeloos zitten vissen naar achtergelaten munten in onze broekzakken en tassen steekt Sam triomfantelijk een enveloppe omhoog met daarin hun ‘bijeen gespaard geld’. Ze hebben op Ko Chang tekeningen verkocht en housekeeping gedaan, en kregen daar steeds wat baht voor (bij deze nog eens merci Meme Toren). “Ja, beloofd, jullie krijgen het terug, ja, met interest..” Reizen, ge moet het die twee sjarels niet meer leren.

We hebben ons wat ingelezen over Cambodja, en meerbepaald over deze grensovergang (Poipet), en dat was niet bepaald ontspannende lectuur; ‘opgepast voor oplichters, touts, scams,..’ met als gevolg dat we helemaal achterdochtig en bijna overstresst uit het immigratiekantoor wandelen. En ja, de stoep staat vol met opdringerige mannen die ons opwachten en allemaal vervoer willen regelen, maar wij wuiven ze allemaal weg - ‘no, thank you!’ - terwijl we dus eigenlijk wel gewoon vervoer nodig hebben :) Het is nog 4 uur naar Siem Reap, we gaan ze niet wandelen.

Maar goed, we hebben dus geen geld en besluiten onze focus eerst te richten op een ATM. Wanneer we die vinden staan we opeens met het volledige gezin in dat kleine, airco-gekoelde hokje van de ATM, zonder ronselaars rondom. Onze safe haven :), het is bijna grappig hoe we daar even staan te bekomen. Samen met de airco komt ook de rede en we besluiten daar even in de ‘stationsbuurt’ te blijven en rustig iets te eten. Wanneer we klaar zijn met eten, denken we dat de meeste ronselaars ons vergeten zijn, maar zodra we de straat opstappen worden we opnieuw aangeklampt en binnen de 5 minuten zitten we in een auto richting Siem Reap. Voor 45 dollar, volgens de reisgidsen een correcte prijs, dus we kunnen ontspannen. Onze chauffeur is de hele tijd aan het bellen en rochelen. Hij moest eens beseffen dat hij het eerste beeld is dat wij krijgen van Cambodjaanse mensen. Het landschap is anders dan we gewend zijn: het is plat, heel wijd en uitgestrekt, zonder bergen. Met velden en heel af en toe een hutje (volgens ons boek over Angkor is die layout nog steeds hetzelfde als 1000 jaar geleden). De weg naar Siem Reap is 1 lange steenweg (volgens mij moest je die 1000 jaar geleden wel wegdenken). Er zijn geen lijnen of wegmarkeringen, zodat er letterlijk wat marge is om uw goesting te doen op de weg, wat de chauffeur ter harte neemt terwijl hij zowat iedereen probeert voorbij te steken.

We zijn het er ondertussen over eens dat we onnodig ongerust waren aan de grens en ons het hoofd wat op hol hadden laten brengen, uiteindelijk zijn die vervoer-ronselaars hier niets anders dan bijvoorbeeld in Ubud (“Taxi, sir, taxi? Sim card?”), en de mensen zijn hier ook gewoon vriendelijk. Met dit hernieuwd geloof in Cambodja stopt onze auto opeens 10 minuten voor we aan het hotel zijn. De chauffeur spreekt geen half woord Engels en geeft ons geen uitleg. Na een tijdje komt een gast naar onze auto uitleggen dat we moeten overstappen in zijn tuktuk voor de laatste kilometers. OK, dat gaan we dus niet doen. Er volgt wat gediscussiëer waarin we resoluut duidelijk maken dat de auto ons moet afzetten aan het hotel - zoals afgesproken -, wat hij dan ook gewoon doet. We laten de tuktuk driver wel zijn nummer geven om een toekomstige rit bij hem te bestellen. Not. Ze mogen van mij gerust wat aandringen, maar zo’n onnozelheid om een tuktuk te verkopen, daar bedanken we voor. Je zou er spontaan waarschuwende blogs en verontrustende reviews over beginnen schrijven :)

Robin wil super graag eens in een dormitory slapen dus we hebben geboekt bij de populairste hostel van Siem Reap ‘Onederz’ (ja, het duurde bij ons een dag of 3 eer we de woordspeling doorhadden, wij gebruikten een meer Duits klinkende variant ‘Ohnedertz’). Om al die backpackende jongelui vooral niet te confronteren met het echte leven dat hen te wachten staat, is deze hostel ‘verboden voor kinderen’. Maar ik heb ze een mailtje gestuurd en uitgelegd dat we heel rustige, volwassen kinderen hebben, dus het was goed voor een keer. Benieuwd wat daarvan overeind blijft na enkele dagen :)

De hostel ligt knal in het centrum dus we doen daar geregeld eens een ommetje. De bekendste straat hier is de Pub Street. We hebben ondertussen al enkele van die bierstraten gezien in Zuid-Oost-Azie. In Hanoi was dat een heerlijk chaotische drukke straat. In Hue was er ook wel genoeg animo, en beide waren ook druk bezocht door locals. Deze pub street is bijna uitsluitend voor buitenlanders, dus ze voelt veel toeristischer aan, al vind ik het daar wel gezellig wandelen. In de straat bieden ze fish massage aan of geroosterde tarantula’s en slangen op een stokje. We bedanken vriendelijk. Wie zijn die mensen trouwens die een krokante tarantula in hun mond steken? Er lopen ook wat lokale kinderen in de straat die bij wijze van grapje een levend exemplaar is de nek leggen van nietsvermoedende wandelaars. Mijn zintuigen staan aangescherpt op ‘jungle modus’ en we gaan veilig eten op de eerste verdieping van de Red Piano, een gekend restaurant dat door een Belg wordt uitgebaat, en bestellen ons (natuurlijk) een vol-au-vent en stoverij :) het moet gezegd, de stoverij was verrukkelijk en zelf in Belgie bijna ongeëvenaard!

Het is wel zo dat je voortdurend wordt aangeklampt hier in Siem Reap. “Tuktuk, sir? Massage sir?” Je kan geen markt binnenwandelen zonder aangesproken te worden “baai somsing?” en als je langer dan een minuut naar iets kijkt, ligt het al ingepakt aan de kassa. Cambodja is zeker een arm land, je ziet ook veel sloppenwijken rond en in de stad. Op zich misschien niet zoveel armer dan Laos, maar het is duidelijk dat ze hier (zeker in de streek rond Angkor Wat) overleven van toerisme, dus ze vragen alles wat dwingender. In Laos hadden ze ook niet veel, maar ze waren zo laid back dat ze de toeristen ook gewoon lieten doen. Het is te laat in onze reis om meer van Cambodja te verkennen - we zijn hier vooral om Angkor te bezoeken. Over naar de scheve reporter ter plaatse:

Naar Angkor kijk ik echt al een tijdje uit. Op de een of andere manier komt heel veel van wat we op deze reis qua geschiedenis en cultuur gezien en beleefd hebben hier samen - of correcter: hier is het ooit allemaal begonnen. Angkor is het eerste grote rijk in Zuid-Oost-Azië, samen misschien met de Sailendra en Srivijaya-dynastieën die ergens tussen 700 en 1000 heersten over de zeeën rond Indonesië en daar o.a. Borobodur en Prambanan neergepoot hebben. Maar qua omvang en historiek is Angkor toch nog iets anders. Op z’n hoogtepunt omstreeks 1150 besloeg het rijk van de Khmer het huidige Cambodja, Thailand, Laos en grote stukken van Vietnam. Alle landen die we we bezocht hebben met andere woorden. Hun grootste tegenstanders waren de Cham - van wie we in Vietnam de Mi Song tempels hebben gezien - en de Thaise opstandelingen die zich in 1238 afsplitsen en het Sukhothai-koninkrijk oprichtten. De Khmer-godsdienst/samenleving was een mengeling van hindoeïsme, boeddhisme en animisme; hun verhalen en legendes omvatten de Ramayana die we in Indonesië zagen, de crazy Hindoe-goden uit Bali en de boeddha-beelden uit Thailand. Als deze reis een concert is, dan is Angkor de epische finale met vuurwerk enal!

De voorbije weken is Senne zich aan het verdiepen in Angkor, dus we kopen hier heel enthousiast ons ticket (37 euro, kindjes voor niets, ‘t is een koopje voor wat we gaan zien), waarmee we 2 dagen de site mogen bezoeken. Angkor is meer dan alleen maar de tempel, dus 2 dagen is zeker niet te veel: voor ons genoeg om onze honger te stillen, en we doen er een rustdag tussen, dus we krijgen het ook aan de kinderen verkocht.

Ik lees me wat in op voorhand via een digitaal boek op approach-guides.com, een echte aanrader. Hun gidsen (beschikbaar van de wijnstreek in Bordeaux tot de maya-ruïnes in Mexico) bestaan in Kindle (of ander ebook)-formaat en zijn volledig, heel gedetailleerd, overzichtelijk en toch compact. Het zorgt ervoor dat ik de geschiedenis en de zotte verhalen van Angkor hopelijk een beetje begrijpelijk kan uitleggen aan Sam en Robin in ‘t Nederlands, op kindertempo. Ergens in Angkor Wat kruisen we een “echte” gids die z’n duim omhoog steekt terwijl ik de mythische aap Hanuman toon op een reliëf, dus volgens mij ben ik geslaagd voor het examen. Ik doe vanaf nu dan ook rondleidingen op aanvraag - behalve de vlucht naar daar en een verblijf van minstens zes maand voor m’n gezin is 't volledig gratis!

We beslissen om sterk te beginnen en halen de kinderen om 4.30 uit hun bed voor de start van het bezoek. Met een tuktuk rijden we door de nacht (Angkor ligt een kleine 15 kilometer van Siem Reap). In de tuktuk start Senne met het eerste verhaal over “het karnen van de zee”, het moeten niet altijd verhaaltjes voor het slapengaan zijn.

Rond de huidige stad Siem Reap ligt de omgeving bezaaid met tempels, grosso modo gebouwd tussen 900 en 1250, waarvan de bekendste uiteraard Angkor Wat is (letterlijk: “de tempel van Angkor”). Elke nieuwe koning bouwde een nieuwe staatstempel, een nieuwe baray (een kunstmatig meer als gigantisch water-reservoir) en een paar extra tempels om mama en papa te eren (neem daar maar een voorbeeld aan, kinderen). Alles uiteraard telkens groter en beter dan de vorige koning en gezien de eerste al vrij groot begonnen was, zijn de latere tempels (en meren) werkelijk kolossaal. “Zichtbaar vanuit de ruimte!”, dus dat betekent dat je hier gerust meerdere dagen kan verdwalen. Er bestaan twee standaard “circuits” om de bekendste tempels te verkennen, de small circuit (een lus van 30 km, langs de grootste monumenten) en de big circuit (45 km, voor de extra’s). De small circuit begint met de biggest bang: Angkor Wat.

We naderen Angkor Wat bij sunrise, en Sam neemt de perfecte desktop foto :) We zijn duidelijk niet de enige toeristen die vroeg zijn opgestaan, maar naar ‘t schijnt waren het er voor Covid nog 10 keer zoveel, dus je hoort ons niet klagen. Na de sunrise beginnen we met een wandeling rond de buitenste galerij, goed voor 600 meter aan werkelijk fantastische reliefs. Senne heeft ze stuk voor stuk voorbereid en laat de kindjes op zoek gaan naar “apsara’s die uit de zee worden geschud” of “Vishnu die op een slang ligt te slapen, terwijl er een lotus uit z’n navel groeit”. Het werkt de eerste 150 meter, daarna worden ze minder enthousiast (mentaal kan ik me dus al voorbereiden op een klassituatie). Maar we zetten ze ‘op het eind van de gang’ waar ze braaf op ons wachten terwijl Senne en ik met veel plezier alle verhalen op de muren lezen…

Elke tempel heeft een soortgelijke structuur; via allerlei omwallingen en prachtige toegangspoorten (gopurams) stap je over een grote gracht (“de kosmische zee” waaruit alles is ontstaan) steeds dichter naar het hart van de tempel, waarbij je meestal ook nog behoorlijk wat trappen op moet (de goden wonen immers op een berg, “Meru”) om zo bij de meest heilige plek van de tempel uit te komen: de living van zijne godheid. Je moet met andere woorden wat moeite doen voor een gesprekje met Vishnu of Shiva en aangezien er 1000 jaar geleden nog geen Netflix bestond om die lange reis wat te breken, hebben de Khmer de galerijen op weg naar het centrum voorzien van de meest fenomenale stripverhalen: meterslange reliëfs vol goden, demonen, dansende vrouwen (apsara’s) en andere legendes. Als we via allerlei zoektochten uiteindelijk bij het midden van Angkor Wat geraken, krijgt Robin te horen dat ze niet op de steile trap mag (verboden voor kinderen onder 12), dus zij en Griet blijven beneden, terwijl Sam en ik boven aan God Vishnu uitleggen dat hij een toffe kerel is, maar dat we dat in ‘t vervolg graag zelf zouden beslissen.

Angkor is een prachtige site. Het is zoveel meer dan de tempel Angkor Wat. Banteay Srey bijvoorbeeld is van een schoonheid die je zelden tegenkomt. En dan die jungle die het langzaam allemaal weer overneemt…

Na Angkor Wat gaat de small circuit-tour normaal gezien meteen verder naar Angkor Thom, het gigantisch ommuurde hart van de hoofdstad, gebouwd ná Angkor Wat en dus: vier keer zo groot. Dat lijkt me van het epische te veel om mee te beginnen, dus ik vraag aan de tuktuk-driver of we het circuit in de omgekeerde richting eerst langs een paar andere, “kleinere” tempels kunnen doen. We bekijken de mooie, kleine bakstenen Prasat Kravan (300 jaar ouder dan Angkor Wat) en rijden dan door naar Banteay Kdei, de eerste “gezichtentempel” van koning Jayavarman VII. De hoofden op de torens zouden Boeddha kunnen voorstellen, maar naast boeddhist was Jayavarman ook een ijdeltuit, dus ‘t zou evengoed z’n eigen kop kunnen zijn. De minder bekende tempels zijn een pak rustiger, minder goed bewaard, maar wel op een heel coole manier overwoekerd door de jungle. Zo ook Ta Prohm - onze volgende stop - de tempel die bekend werd door een scene uit Tomb Raider. Sam en Robin blijken Tomb Raider een veel interessantere legende te vinden dan het karnen van de oceaan :) De gigantische vijgenbomen lijken de tempelmuren wel op te eten. ‘t Is de max dat je hier overal zomaar door mag ronddwalen en je je innerlijke Indiana Jones kan loslaten (“dat is de Tomb Raider uit de jaren ‘80, kinderen”).

We eindigen tegen de middag bij Angkor Thom, waar de koning ooit z’n paleis had staan. Daar blijft niets meer van over, want in tegenstelling tot de stenen goden zijn houten koningen vergankelijk. De monumentale ceremoniële pleinen (het olifantenterras en het terras van de lepra-koning) zijn er wel nog, net zoals de Phinneakas-piramide, oftewel de koninklijke slaapkamer. Hier moest de mythische lepra-koning (“wat is lepra?”) elke avond de liefde bedrijven (“wat is de liefde bedrijven?”) met zijn vrouw (“bah!”) zodat zijn ziekte niet erger werd en zijn onderdanen gezond en gelukkig bleven (“en werkte dat echt?”) Via de gigantische oude Baphuon-tempel (waar Robin alweer niet tot op de top mag en we deze keer allemaal solidair beneden blijven) eindigen we behoorlijk verzadigd bij de 48 gezichtentorens en nog een laatste galerij stripverhalen van de al even kolossale Bayon. Het verval van het Angkor-rijk had eind 1300 naar alle waarschijnlijkheid een aantal oorzaken (droogte, overbevolking,…), maar ik begin te vermoeden dat ze zich gewoon suf gebouwd hebben.

Wanneer we twee dagen later wat bekomen zijn van de eerste indrukken, doen we een lichtjes aangepaste versie van de “big circuit”. Ik vraag of de tuktuk-driver ons eerst zo’n 40 km noordelijker kan voeren naar Banteay Srey, een tempel in rode zandsteen in plaats van grijze. Banteay Srey is niet gebouwd door een koning, maar door een dienaar (waarschijnlijk een monnik), die dus niet per se moest laten zien dat hij de grootste had en bijgevolg een prachtige miniatuurtempel neerzette. Een tempel op kindermaat, met kleine deurtjes, torentjes en vooral een enorme hoeveelheid aan fantastisch mooie, diep gegraveerde tekeningen en versieringen. Fenomenaal! ‘t Is de zevende tempel die we bezoeken, maar ‘t is de max dat alles telkens totaal anders is, al wordt het moeilijk om dit nog te overtreffen. Van de “big circuit” nemen we op de terugweg van Banteay Srey nog Preah Khan mee en een Neak Poun, een klein heiligdom op een eiland in het midden van een 8 bij 3 kilometer hand-gegraven meer (waarom ook niet, er was wellicht nog volk dat even niets te doen had), om te eindigen bij de zonsondergang op Pre Rup. Iedereen is moe, dus we rijden terug naar de hostel voor de zon helemaal wegzakt in de jungle, maar ‘t is ok, we zijn helemaal voldaan. Episch! Terug over naar de studio!

Hallo, studio?

Na Angkor blijven we nog enkele dagen hangen in Siem Reap. Cambodja is absoluut een intrigerend land. We moeten dus sowieso nog eens terug om het verder te onderzoeken… Eigenlijk hebben we de perfecte ‘volgende’ reisroute laten liggen: Cambodja, Zuid Laos, Zuid Vietnam en dan nog even terug naar Indonesië, langs Borneo deze keer, om te eindigen in Bali, eventueel als er genoeg tijd is daar wat meer oostwaarts richting Komodo, Flores,… Ik zie het al volledig voor me en bewaar onze verschillende bankbriefjes in mijn plakschrift. Die resterende Kip uit Laos kunnen de kinderen gebruiken in hun winkeltje.

Ondertussen passeert 6 december hier ook in Cambodja en schrijven de kinderen een mooie brief die ze in de hostel achterlaten, naast een Hanuman pintje… Maar ik denk dat de Sint vindt dat ze zeker niet teveel ruzie gemaakt hebben, of gezaagd in de tempels. De Sint vindt voorzekers dat ze geweldige reisgenoten zijn.

Previous
Previous

Jungle Camp

Next
Next

Opa Bangkok